Wat zie ik? Arie Boomsma

‘Als man laten zien dat je er goed uitziet lijkt niet te horen’

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Hoe meer gezonde mensen, hoe mooier de samenleving, vindt Arie Boomsma (50).

Wat zie je op deze foto’s?

“Op die foto recht van voren herken ik mezelf het meest. Ik zie er naturel uit. Ook als ik op tv kom wil ik nooit poeder op. Het past niet bij me en áls er te veel poeder op mijn gezicht zit, begin ik op Ken van Barbie te lijken. Dit is ook de minst spannende foto voor mij; de andere foto’s roepen verhalen in me op.”

Vertel.

“Op die foto linksboven kijk ik wat teruggetrokken, wat me doet denken aan de heimwee die ik vroeger had. Die heb ik nu niet meer, maar ik voel nog steeds licht ongemak als het te veel over mij gaat. Dat klinkt misschien gek uit mijn mond, maar ik vind het een worsteling: ik wil bescheiden zijn in de dingen die ik doe, maar ik heb ook een boodschap. Om die boodschap uit te dragen gebruik ik mijn bekendheid. Zichtbaar zijn wordt vaak verward met ijdelheid – en ­zonder boodschap is dat ook het enige dat overblijft.”

IJdelheid lijkt me voor een domineeszoon sowieso vrij ingewikkeld.

“Ook als domineeskind was ik gewend om in de aandacht te staan. Ik bedoel, als je de kerk binnenloopt met je broers, dan weet je dat ze het zien als je er eentje een duw geeft. Ik was mij al jong bewust van het oog van die ander. Maar zichtbaarheid is niet altíjd leuk, het creëert ook veel onrust. ­Meningen van columnisten en presentatoren, nieuwsgierigheid naar mijn gezin en mijn familie.”

Vandaar ook dat portret waarop je je gezicht niet kan zien? Niet de buitenkant, maar de binnenkant telt?

“Dat vind ik wel goed passen ja, het is zichtbaar onzichtbaar zijn. Sinds ik kinderen heb, hoef ik niet meer steeds in de schijnwerpers. Als zij erbij zijn, ga ik niet op de foto. Dat leg ik mensen ook uit: mijn kinderen hebben hier niet voor gekozen, die moeten eerst zelf iemand worden voordat de wereld iets van ze gaat vinden.”

Jij bent eerst zelf iemand geworden.

“En ik oefen nog steeds. Ik wil iemand zijn die zijn eigen koers vaart, met aandacht voor de inhoud. Zolang ik me daarop concentreer kan ik de online lof én de haat erbij hebben.

“Juist de laatste tijd ben ik bezig met mijn wortels. In die foto van opzij herken ik mijn grootvaders, met dat hoge, opgeschoren haar, maar ook die kaaklijn. Ik heb twee sterke grootvaders gehad, mijn pake Jacobus en opa Arie. Ze zijn allebei gestorven in de oorlog. Het voelt goed om hun kleinzoon te zijn. Ik vind het een fijn gevoel mezelf in de lijn van mijn familie terug te zien.”

Zet jij die lijn voort door krachtig en shirtloos op magazinecovers te staan?

“Het gekke is: in Nederland is ‘de man zonder shirt’ vaak meteen een chippendale. Als man laten zien dat je er goed uitziet lijkt niet te horen. Tegenwoordig zie je op de ­socials wel meer mannen die goed op hun lichaam letten, maar radio en televisie worden vaak nog gedomineerd door mannen van de oude stempel, die vinden dat ze er niet goed uit hóeven te zien – en die ook kwaad lijken te worden als iemand daar voor zichzelf anders over beslist.”

Een taboe?

“Ik ben een heteroman die er openlijk voor uitkomt dat hij sterk en gezond wil zijn. Dat zou voor mijn generatie weleens een taboe kunnen zijn, ja. Sommige mannen hebben moeite met mij op dezelfde manier als ze moeite hebben met vrouwen; ze zien een uiterlijk, en luisteren dan niet meer naar de boodschap.

“Ik trek me zo min mogelijk van ze aan en vertel die boodschap gewoon. Heel in het kort is die als volgt: hoe meer mensen gezond zijn, hoe mooier de samenleving is, want dan is de kans groter dat we veerkrachtig en optimistisch blijven. Die boodschap is ook de reden dat ik het leuk vond om voor de zesde keer gevraagd te worden voor de cover van Men’s Health. Eerder speelde ijdelheid een rol, nu, op mijn vijftigste, is het ook een statement over ­gezond zijn. Het is echt niet iets onbereikbaars. Ik wil laten zien: kijk mensen, dit kán gewoon.”

Arie Boomsma (1974) is presentator, ­sportschool-eigenaar en schrijver.

Interview: Jowi Schmitz

Jonge Geesten - Margreet Honig

‘De bonus van de ouderdom is dat ik bevrijd ben van eergevoel’

Zangcoach Margreet Honig (85) heeft al heel wat beroemde stembanden een zetje in de juiste richting gegeven dan wel van een voortijdige dood gered. ‘Als mijn gehoor het begeeft dan hou ik op, maar ik barst nog altijd van de energie.’

Margreet Honig is net terug uit Basel. Daar gaf ze jarenlang les aan de Schola Cantorum en aan de Hochschule. Nu voor de laatste keer, want van beide gerenommeerde instituten heeft ze afscheid genomen. “Ze hebben me zo mooi en lief uitgezwaaid”, vertelt Honig stralend aan de keukentafel in het huis aan de Amsterdamse Stadhouderskade. In dat huis van haar ouders woont ze al sinds haar vierde. Haar vader was er huisarts.

“Vijf maal per jaar was ik een week in Basel. Heerlijk om al die jonge zangers op het juiste spoor te proberen te zetten. Ik ben er niet weggegaan omdat ik er genoeg van had, nee, zeker niet. Van zoiets moois kan ik geloof ik nooit genoeg krijgen. Maar na de zoveelste keer dat ik urenlang zat te staren naar een groene wei vanuit een stilstaande trein vond ik het welletjes. Ook al die gecancelde vluchten en het vervolgens verveeld en doelloos rondhangen op een vliegveld braken me op.”

Leerlingen worden nu zelf leraar

Niet dat de 85-jarige nu stilzit op die mooie plek in Amsterdam. Ze heeft haar baan aan de operastudio in München aangehouden. Vier keer per jaar is ze daar nog te vinden. En voor de Margreet Honig Foundation leidt ze al wat oudere zangers op die zelf leraar willen worden. “Prachtig dat mijn leerlingen nu zelf leraar zijn, en dat ze hun kunde door kunnen geven aan een nieuwe generatie. En het Conservatorium van Rotterdam heeft me uitgenodigd om daar de zangleraren te komen observeren, af en toe een masterclass te geven, en daarna met elkaar in gesprek te gaan. Zo leuk, want aan dat conservatorium had ik mijn eerste baan als zangleraar.”

Zoals haar vader vroeger huisarts was aan de Stadhouderskade, komen daar nu zangers bij ‘dokter’ Margreet Honig in de ‘spreekkamer’. Daar wil ze ook zeker nog niet mee stoppen. Van over de hele wereld kloppen zangers bij haar aan als ze een bepaalde noot niet meer uit hun keel krijgen, of als die ineens ronduit lelijk klinkt. Bijna altijd weet Honig het probleem te verhelpen. Of zangers komen bij haar om nieuw repertoire uit te proberen.

Grootheden als Magdalena Kozená, Christian Gerhaher, Elina Garanca, Werner Güra, Anna Lucia Richter en Stéphane Degout hebben bij haar aan dezelfde keukentafel gezeten. Om bij een kop thee of koffie te praten over hun leven, de harde muziekwereld, en over die ene noot, of dat nieuwe, uitdagende en intimiderende repertoire waar ze aan willen beginnen.

De godmother onder de zangleraren

De Franse bariton Degout noemt haar ‘de godmother onder de zangleraren’. Tenor Marcel Reijans vertelde ooit dat Honig ervoor zorgde dat hij geen rare fratsen uit ging halen, en sopraan Judith van Wanroij noemde haar ‘een docent plus, met echt hart voor de zaak’. De Roemeense sopraan Nelly Miricioiù vindt Honig ‘de ideale leraar; iemand die alle aspecten van de zanger en diens leven in ogenschouw neemt’. En mezzosopraan Olivia Vermeulen liet zich in Trouw ontvallen: “Ik hoop wel dat Margreet 110 wordt, want ik kan echt niet zonder haar.”

Honig lacht als ze de laatste opmerking hoort. “Kijk, ik ben nu wel 85 maar ik barst nog van de energie. Dat is eigenlijk het probleem, want ik kan maar moeilijk nee zeggen. Van het lesgeven heb ik zelf zo ontzettend veel geleerd, en dat doe ik nog altijd. Ik ben van nature nieuwsgierig, leergierig. Dat leren stopt nooit. Gelukkig maar. Ik lees de laatste tijd veel over filosofie en filosofen. Wat brengt het leven ons, en hoe ga je er mee om.

Als de ontroering uitblijft

“Bij zingen, en het lesgeven daarin, komt ook een heleboel psychologie kijken. Hoe komt het dat een minder begaafde zanger verder komt met zijn of haar carrière dan iemand met veel meer aangeboren talent? Die laatste heeft misschien veel meer last van faalangst of van zenuwen. Als ik heel eerlijk ben, boeit de stem van iemand mij minder dan zijn persoonlijkheid. Kunnen ze iemand raken, en waar ligt het aan als die ontroering uitblijft?

“Nee, ik vraag een zanger nooit naar een mogelijke, onderliggende reden waarom bepaalde zaken net niet lukken. Maar bijna altijd komen ze er op den duur zelf mee. Dan hebben ze het ineens over hun ouders, over hun jeugd. Of ze vertellen me dat ze ergens tegenaan lopen in het leven. Tegen de vreselijke wereld waarin ze terecht zijn gekomen bijvoorbeeld - want de muziekwereld kan keihard zijn - of dat leraren onderling niet met elkaar overweg kunnen. Als er zangtechnisch gezien iets niet in orde is, dan valt dat bijna altijd te verhelpen. Net als jongleren, kun je goed zingen gewoon onder de knie krijgen. Maar soms zit er iets anders in de weg.

Ik kan het heus niet altijd redden

“Soms leggen zangers hun hele ziel en zaligheid in mijn handen. Dat is een kwestie van vertrouwen ja. Ondanks al mijn ervaring ben ik natuurlijk maar een amateur psycholoog. En ik kan het heus niet altijd redden. Zingen komt zo uit jezelf, dus probeer ik ze sterker te maken van binnenuit. Dat ze leren om te gaan met hun nervositeit, met die vervelende dirigent of die nare regisseur. Hoe krijg ik ze krachtig, hoe kunnen ze bij zichzelf blijven? Hoe help ik ze af van een onnatuurlijke, te opera-achtige toon, omdat ze hun eigen geluid niet vertrouwen?”

Honig, die les had van onder anderen de beroemde Franse bariton Pierre Bernac in Parijs, heeft vroeger zelf een zangcarrière gehad. Ze weet dus heel goed waar ze het over heeft. Helpt de bonus van haar leeftijd daar ook bij?

“Zeker. Een zekere wijsheid en ervaring helpen. Ik heb zelf ook veel problemen gehad. En ik ben sterker geworden door mijn kinderen. De bonus van ouderdom voor mij is dat ik bevrijd ben van eergevoel. Ik wil absoluut niet te boek staan als de beste lerares die er is, maar gewoon mijn werk doen. En vooral empathie hebben met al die jonge mensen. Af en toe zeggen: ‘Luister schat, zo kun je het echt nooit leren’. ‘Nee?’, vragen ze dan, en dan zeg ik heel rustig: ‘Nee’. Probeer eens blij te zijn met het nu, en niet met de ijdele hoop dat je over tien jaar wellicht in Milaan aan de Scala zou kunnen zingen. Echt, alleen de ijzersterke karakters houden het vol. Je moet bezeten zijn van muziek.

Ik weet steeds minder

“Of ik nu alles over zingen weet? Nee. Ik weet steeds minder. De esthetiek verandert voortdurend. Ook zang is aan mode onderhevig. En in ons tijdsgewricht lijkt het wel of niemand vindt dat hij goed genoeg is. Kijk, zingen is iets heel merkwaardigs, omdat je het niet kunt zien. We denken tegenwoordig zo functioneel, over spiergebruik, ademhaling, resonantieholtes, enzovoorts. Zo van: de linker stemband moet hier aangetrokken worden, en de rechter niet. Dat kan natuurlijk niet, het is geen zwemmen. Bij het lesgeven wil ik in een andere modus over gaan, en het over de muziek hebben. En daar ben ik verslaafd aan, aan muziek.

“Een stip aan de horizon heb ik niet. Ik interesseer me nog steeds heel erg. En soms zie ik dat er ergens erbarmelijk slecht les wordt gegeven. Daarmee zeg ik niet dat al mijn leerlingen zo prachtig zingen. Zeker niet. Maar het is zo’n ontzettend hard vak, en daar moet je ze ook op voorbereiden. Ze verdienen tegenwoordig belachelijk weinig. Dat was in mijn tijd echt beter, er was veel meer te doen, ook voor mensen die net als ik in de subtop zaten. Er waren in elke provincie van Nederland honderden koffieconcerten op zondag.

“Ik ben blij dat mijn gehoor nog steeds heel goed is. Maar als dat minder zou worden, dan is dat wel een reden om een punt te zetten achter het lesgeven en coachen. Of als ik er de interesse in verlies, al lijkt me dat stug. Als ik geen muziek meer zou kunnen horen, of niet meer zou kunnen lezen, zou dat heel verschrikkelijk zijn. Daar denk ik weleens aan ja. Maar niet te vaak. Zoals gezegd, er is genoeg te doen, en ik barst nog altijd van de energie.”

Interview: Peter van der Lint

Wat zie ik? Francis van Broekhuizen

Wel haarverf, geen botox voor operadiva Francis van Broekhuizen: ‘Ik heb mijn expressie nodig’

Overdreven, een typische operazangeres: het duurde even voor Francis van Broekhuizen begreep dat het op tv wat kleiner mocht.

Wat zie je als je naar deze foto’s kijkt?

“Vaak vind ik mezelf lelijk op foto’s, maar op die tweede foto rechtsboven kijk ik heel indringend in de camera en dat past bij wie ik ben. Ik ben iemand met veel passies tegelijk: ik ben Feyenoord-fan, musicalliefhebber, operazangeres en knusse thuiszitster. Dat zit voor mij allemaal in die blik.”

Vroeger werd je gepest. Draag je dat nog steeds bij je?

“Ik ben nog steeds gevoelig voor meningen. Die coltrui draag ik omdat ik door de overgang dikker ben geworden en daardoor een onderkin begon te krijgen. Met die col zie je dat niet zo erg – hoop ik. Ook zo raar; in mijn hoofd ben ik nog altijd twaalf, en dan zie ik mezelf opeens op foto’s als die vrouw van 49 die ik ben. Dat is een vrouw van middelbare leeftijd!”

Bedoel je dat je je een meisje voelt, maar er volwassen uitziet?

“Tegelijk ziet ‘middelbaar’ er tegenwoordig een stuk jonger uit dan vroeger, vind je niet? Ik doe er ook mijn best voor; ik verf mijn haar, ik probeer mijn baard bij te houden. Fillers en botox doe ik niet; dan raak je de uitdrukking op je gezicht kwijt, ik vind het altijd jammer als iemand daarvoor kiest. Ik heb mijn expressie nodig. Ze moeten weten hoe ik me voel.”

Hoe voel je je dan?

“De eerste indruk die mensen van mij krijgen, is vaak die van een gek wijf; overdreven, een typische operazangeres, groots en meeslepend. Het duurde even voor ik doorhad dat het op tv allemaal wat kleiner kon. Dat je daar, als je groots en meeslepend gaat lopen doen, meteen door het scherm knalt. Ik kreeg ingezonden brieven toen ik meedeed aan De slimste mens. Mannen die me gingen uitleggen hoe je je moet gedragen. Maar toen ik wat meer rondes meedeed en in de finale kwam, stuurden ze nieuwe mails om te zeggen dat ze aan me gewend waren geraakt. Dat krijg ik vaker.”

Het gebeurt vaker dat mensen aan je moeten wennen?

“Ik ben druk. Ik van hou van lachen, zoals op de eerste foto. Op die foto rechtsonder begin ik net weer aan een verhaal; ik stop nooit met praten, maar dat had je al in de gaten. Linksonder zie je mijn devote kant, die heb ik ook. Niet alleen op de katholieke manier, ik kan ook diep van mensen onder de indruk zijn. Als André van Duin na afloop van mijn show zegt dat hij heeft gelachen, dan kan ik daar maanden op teren. Al die kanten wisselen elkaar in hoog tempo af, dus ik kan me voorstellen dat ik na een eerste ontmoeting even moet indalen.”

Was je als kind al druk?

“Vroeger droeg ik altijd zwart en was ik zeer toegewijd. Ik diende de mis in het klooster, dat hoefde van huis uit niet, maar ik legde mijn lat van ‘toewijding’ nogal hoog. Ik dacht ook dat de liefde niet voor mij was weggelegd, wat hielp bij die toewijding. Er werd op school nooit iemand verliefd op me, althans niet dat ik het doorhad. Bovendien was ik bang voor van alles; ik durfde nooit wat uit te proberen. Niet op het gebied van de liefde, maar ook niet op het gebied van drugs of andere dingen die je kunt doen als je jong bent. Ik vond de prestatiedruk van school lastig, ging van vwo naar havo. Maar op de mavo vielen de dingen op zijn plek. Die klas was leuk, ik klikte met de leraren. Er kwam letterlijk en figuurlijk ruimte voor mijn stem. Er was een toneelclub waar leraren én leerlingen aan meededen, waardoor je de leraar catechismus ook op een heel andere manier tegenkwam. Soms zei hij in de klas: ‘Zing nog eens wat Francis’. Wat ik dan deed, want ik had het plezier van het podium ontdekt.”

Zingen werd je ingang.

“Zingen is dat nog steeds. Als ik zing doet dat hele uiterlijk er niet meer toe, dan stroomt mijn gevoel naar buiten. Dat is een heel ander soort schoonheid.”

Francis van Broekhuizen (1975) is operazangeres.

Interview: Jowi Schmitz

Jesus Christ Superstar

Ook dit paasweekend staat Jeangu Macrooy als Jezus op het toneel in de rockmusical Jesus Christ Superstar. ‘Hij zou zich hebben uitgesproken tegen homofobie.’

Al vijf maanden is Jeangu Macrooy de Messias, staat hij als Jezus op het podium en wordt daar toegejuicht door de massa. Uitbundig zelfs. Hosanna, heysanna, sanna, sanna Hosanna, heysanna, hosanna.

En ga nog maar even door. Ze lopen met hem weg.

Dan keert diezelfde juichende massa zich tegen Jezus en duwt hem richting het kruis. Hij wordt gefolterd en sterft een bloedige en eenzame dood. Vanuit een comfortabele schouwburgstoel ernaar kijken doet alleen al pijn.

“Het is heel intens”, vertelt Macrooy. “Tot een paar weken terug nam ik het verhaal van de musical echt mee naar huis. Dan lag ik zondagochtend wakker en voelde de spanning in heel mijn lichaam. Natuurlijk acteer je het allemaal , maar je lichaam maakt het wel allemaal mee. “

Hij noemt zichzelf lachend een heel gedisciplineerde Jezus. “Ik denk niet dat ik deze rol zou kunnen spelen als ik niet goed op mezelf zou letten en bijvoorbeeld niet zoveel zou sporten. Het is ook muzikaal heel uitdagend materiaal. Dat maakt ook deel uit van de fysieke inspanning. Ik gebruik letterlijk mijn hele bereik.”

De hokjesgeest in Nederland doorbreken

Jeangu Macrooy is singer-songwriter met een al jaren sluimerende liefde voor musicals. “Met mijn rol in Jesus Christ Superstar probeer ik de hokjesgeest in Nederland een beetje te doorbreken.” Macrooy brak bij het grote publiek door toen hij in 2021 namens ons land met Birth of a New Age meedeed aan het Eurovisiesongfestival in Rotterdam.

Het was regisseur Ivo Van Hove zelf die Macrooy vroeg of hij niet Jezus wilde spelen in zijn versie van Jesus Christ Superstar. “Ik had me nooit kunnen voorstellen dat ik met Van Hove zou gaan werken. Dat leek me fantastisch. Daarnaast wilde ik al heel lang een musical doen en dan was het ook nog Jesus Christ Superstar, waarvan de muziek heel goed bij mij past.”

Deze Van Hove-versie ging eind januari in première en kreeg juichende kritieken. Ook voor Macrooy als Jezus kwamen de recensenten superlatieven tekort. ‘Macrooy is de gedroomde Jezus’, schreef Trouw.

Ik neem aan dat jij veel met Ivo van Hove gepraat hebt over deze rol. Wat wilde hij met Jezus?

‘Toen ik wist dat ik de rol kreeg, heb ik met hem gevideobeld. Ivo zat geloof ik in New York. Ik wilde weten hoe ik me moest voorbereiden. Alles wat hij wilde zeggen hierover was welkom. Het meest waardevolle wat hij zei was dat we een Jezus van vlees en bloed gingen neerzetten, in de zin dat het een mens moest zijn en niet een soort heilige die over het podium zweeft.

“Ik denk dat ik een Jezus speel die soms heel duidelijk twijfelt en zich atypisch gedraagt. Hij uit zich agressief of wordt heel erg verdrietig. Even later is het zelfvertrouwen weer terug. Allemaal dingen die wij zelf in hem herkennen. Dat maakt volgens mij het offer dat hij uiteindelijk brengt nog indrukwekkender.”

Je doelt dan op het nummer ‘Gethsemane’ waarin Jezus bijna wanhopig is over wat hem te wachten staat.

Gethsemane gaat over de existentiële vraag van het waarom, waar je eigenlijk nooit antwoord op krijgt. Ik vind het ook zo mooi dat Jezus in dat nummer echt naar de hemel schreeuwt: ‘Waarom moet ik sterven?’ En hij krijgt geen antwoord. Voor het eerst laat Jezus dan irritatie en boosheid zien en dus ook verdriet. Hij gaat eigenlijk door alle fases van rouw heen. Uiteindelijk is er dan toch die aanvaarding van het lot: zo moet het zijn.”

De oorspronkelijke hoofdrolspeler van Jesus Christ Superstar, Ted Neeley, was wit. Jij bent van kleur. Is dat nog iets dat jou bezighoudt?

“Niet echt. Laatst kwam er na de voorstelling een vrouw op mij af die volgens mij een beetje te veel gedronken had. Ze vroeg zich af of Jezus wel dreadlocks had. ‘Jezus was toch geen rasta’, stelde ze vast. Nou, blond met blauwe ogen was hij sowieso niet. Jezus was gewoon een Joodse man.

“De oorspronkelijke film van Jesus Christ Superstar was ook heel divers gecast. Judas was van kleur en Maria Magdalena was een inheemse. Alles door elkaar heen, zal ik maar zeggen. Ik vind dat heel goed bij dit soort verhalen. Je benadrukt daarmee dat het gaat over hoe mensen in het algemeen met dingen omgaan, los van wat hun culturele achtergrond ook is. “

Dat versterkt ook het feit dat het een universeel verhaal is?

“Zeker. De musical gaat over een beweging, een beetje een activistische beweging eigenlijk, onder leiding van Jezus. Die stelt zich op tegenover de gevestigde macht en die voelt zich vervolgens weer bedreigd. Maar het gaat ook over het conflict tussen Judas en Jezus over voor welke principes je moet staan, het gaat over verraad en uiteindelijk over vriendschap.”

Kende je de musical al goed voordat je deze rol kreeg?

“Ik heb hem thuis in Suriname op televisie gezien toen ik nog een kleine jongen was. Ik moet een jaar of acht zijn geweest. De film maakte meteen al enorm veel indruk op mij. In een van de laatste songs komt Judas nog één keer terug en begint allerlei kritische vragen aan Jezus te stellen. Dan vroeg ik aan mijn moeder ‘Wat zingt hij nu eigenlijk?’

“Pas toen ik werd gevraagd voor de auditie ben ik als volwassene gaan luisteren en kijken. Dat was echt een feest. ‘Als ik dit toch elke avond mocht gaan zingen, zou het absoluut geen straf zijn’, dacht ik.”

Macrooy groeide in Suriname op in een katholiek gezin, deed Eerste Communie en ontving van de bisschop van Paramaribo het vormsel. Met zijn ouders, zijn tweelingbroer en zus ging hij naar de kerk. “Ik vond vooral het zingen leuk.” Op zijn zeventiende kwam hij uit de kast als homoseksueel en het was ook in die tijd dat hij besloot de katholieke kerk te verlaten.

“Ik ben uit de kerk gestapt vanwege homofobie. Met kerst zat ik in de kerk in Suriname Dat jaar had de paus iets gezegd over queer mensen en homoseksuelen. Ik dacht: dat klopt gewoon niet met de boodschap ‘God is er voor iedereen’.

“Ik moest mijn eigen seksuele identiteit omarmen en me losmaken van dat oordeel vanuit de kerk. Gewoon om mijn eigenwaarde te vinden en me te emanciperen van het idee dat ik, zonder dat ik er ook maar iets aan kon doen, door en door slecht en zondig was.”

Heb je je laten uitschrijven?

“Nee, ik ben gewoon niet meer naar de kerk gegaan. Weet je, ik vind het idee van een kerkgemeenschap wel goed. Elkaar een hart onder de riem steken. De Bijbel bevat verhalen die spiritueel heel diep gaan. Volgens mij is Jesus Christ Superstar ook met respect voor het lijdensverhaal van Jezus gemaakt. Ik vind het mooi dat je niet religieus hoeft te zijn om erdoor geraakt te worden, om na te denken over het leven, over mens zijn.”

Je bent met Jezus opgegroeid, om het maar een beetje populair te zeggen. Wat is er nog over van het beeld dat je toen van hem had?

“Ik geloof niet meer in Jezus uit de kinderbijbel, maar ik ben nog steeds fan van de waarden waar hij voor stond, zoals barmhartigheid en gelijkheid, daar geloof ik nog steeds in.”

En nu speel je hem…

“Dat klopt op de een of andere manier wel.”

Hoe bedoel je dat?

“Jezus ging om met de mensen aan de rand van de samenleving tegen wie in zijn tijd met minachting werd aangekeken en sprak zich uit tegen onrecht. Hij omarmde criminelen en prostituees, zieke mensen, noem maar op. Iedereen die werd verstoten. Ik denk dat als Jezus nu zou leven hij zich ook tegen homofobie en queerfobie zou hebben uitgesproken.

“Ik zou mezelf nooit echt met Jezus vergelijken, maar ik spreek me in mijn muziek ook uit tegen onrecht. Mijn eerste single in Nederland was Gold en die ging over ons koloniaal verleden. Dat was in 2016. De beslissing om dat als mijn eerste single uit te brengen, maakte ik heel bewust. Ik was verbijsterd dat er niets gebeurde in Nederland rond dat besmette verleden. Op mijn eerste lp staat ook een nummer waarom ik uit de kerk ben gestapt. Ik doe mijn mond open als dat moet.”

Welke boodschap moeten de bezoekers aan Jesus Christ Superstar mee naar huis nemen?

“Ik hoop dat mensen de voorstelling spiegelen aan de wereld waarin we ons nu bevinden. Dat kan heel groot zijn, je kan kijken naar de oorlogen in de wereld, het geopolitieke. Maar je kan ook gewoon dichterbij kijken. Hoe gaan wij met elkaar om? Wie neem jij in bescherming? Wie veroordelen we?”

Aan het eind van de voorstelling sta je op het podium. Het is stil. Je zit onder het bloed, terwijl het waait en het hemelwater op je neerdaalt. Hoe sta je daar dan?

“Misschien klinkt het als een cliché, maar ik denk dan aan het leed in de wereld. Ik denk heel veel aan martelaren, mensen als Aleksej Navalny, de Russische oppositieleider. Zo’n martelaarschap is in zekere zin een geschenk, omdat het in zijn goedaardige vorm vaak veranderingen in werking zet. Maar wanneer leren we dat die veranderingen er ook op een andere manier kunnen komen?”

Dit paasweekend staat Jesus Christ Superstar in het Nieuwe Luxor Theater in Rotterdam. De opstanding ontbreekt weliswaar in de musical en het paasfeest uit zijn katholieke jeugd raakt steeds verder uit zicht, maar ook voor Macrooy is het bijzonder om juist deze dagen dat ene verhaal te vertellen. “Ik hoop dat we door op Pasen het verhaal van Jesus Christ Superstar te vertellen mensen kunnen troosten en toch met een positief gevoel naar huis laten gaan.”

Interview: Stijn Fens



Albert Verlinde: ‘Over bijna ieder verhaal uit de Bijbel zou je een musical kunnen maken’

Het verhaal in Jesus Christ Superstar is de katholiek opgevoede Albert Verlinde niet vreemd. Toch deed de theaterproducent nieuwe inzichten op. ‘Het leven kan anders aflopen als je nét iets beter luistert.’


Het is 2018 als theaterproducent Albert Verlinde en regisseur Ivo van Hove samen zitten te lunchen in New York. Op dat moment zijn ze volop bezig de musical Lazarus - over David Bowie - van Broadway naar het Nederlandse toneel te vertalen. ‘Wat zou je nog graag willen regisseren?’, vraagt Verlinde aan Van Hove. Het antwoord is duidelijk: Jesus Christ Superstar.

“Dit verhaal kun je altijd naar het toneel brengen, het is van alle tijden”, zegt Verlinde. “Maar als Ivo van Hove dit zegt, dan moet ik dat als producent wel doen. Dan krijg je een Jesus Christ Superstar die boven alles uitstijgt.” Voor Van Hove volgde er een periode van nadenken - welke invulling moest de musical krijgen? Het werd een verhaal over twee vrienden, Jezus en Judas, die een passie delen: de wereld verbeteren. Hun verschillende zienswijzen drijven hen uiteindelijk uiteen.

“Het is echt een verhaal dat bij het nu past. De één wil de wereld verbeteren door positivisme en door rustig aan te doen, de ander door zich bij wijze van vast te plakken aan de snelweg”, zegt Verlinde. “Volgens mij is Jezus in dit verhaal degene die dat laatste wil, Judas wil rustiger aan doen.”

Katholieke opvoeding

Verlinde groeide grotendeels op in het Limburgse Susteren, in een katholiek gezin. Zowel op de basisschool als op de middelbare school kreeg hij les van paters. Zijn voorliefde voor musicals ontstond in die tijd. Het verhaal over Jezus uit het Nieuwe Testament, van zijn geboorte tot zijn dood en wederopstanding, is ‘één van de beste verhalen ooit verteld’, vertelt hij enthousiast. “Over bijna ieder verhaal uit de Bijbel zou je een musical kunnen maken, omdat het zo extreem is. Het gaat over grote levenskeuzes.”

De musical gaat over de tijd van nu, vervolgt hij. Ook dat speelde mee in zijn afweging om Jesus Christ Superstar te produceren. “We leven in een tijd van cocons, van in je eigen bubbel zitten. Aan alle kanten krijg je het eigen perspectief op de wereld bevestigd. Dat wat ons momenteel bindt, is misschien wel het afwijzen of het bejubelen van de ander. En dáár gaat de musical over.”

Bezinning als levensles

In Jesus Christ Superstar wordt Jezus in eerste instantie vereerd, toegezongen. Later keren zijn volgelingen zich tegen hem en volgt de kruisiging. Wat Verlinde zo mooi vindt, is dat de musical oproept tot mededogen. Tussen de verering en kruisiging, zit een moment van bezinning. “Dat gebeurt in het nummer Could We Start Again Please. Daar spreekt hoop uit; kunnen we opnieuw beginnen, dit is niet de bedoeling.”

“Dat is een levensles. Soms, als je nét iets beter had geluisterd, was het leven anders afgelopen. Of als je beter had nagedacht. Ik denk dat politici daarvan kunnen leren; denk na voordat je een opruiend Twitterbericht de wereld in stuurt.”

“Doordat we nu zo naar binnen gekeerd zijn, vergeet je wat iets kan aanrichten bij een ander. Je ziet het niet, je wordt digitaal alleen maar je eigen wereld in geloodst door algoritmes. Ik denk dat de theaterbezoekers meenemen dat we iets voorzichtiger moeten zijn met elkaar.”

Dichter bij het geloof

Verlinde liet zich een aantal jaar geleden uitschrijven uit de katholieke kerk. “Als een instituut maar blijft ageren tegen wie jij als mens bent, en dan heb ik het over homoseksualiteit, dan denk ik: zo kan het niet bedoeld zijn. Maar ik blijf gelovig, katholiek. Ik denk dat de musical me weer iets dichter bij het geloof heeft gebracht. Het heeft me wel veranderd.”

“Door zo met het (Bijbelse) materiaal bezig te zijn, denk ik dat ik weer even ben teruggebracht naar de bron. Of misschien is dat ook gewoon de leeftijd, dat weet ik niet.” Hij lacht even. “Wat die bron is?” Er valt even een stilte. “Wie je bent en waar je voor staat, denk ik. Soms raak je dat in de loop van het leven even kwijt. Ik ken mezelf ook en ik ben niet altijd genuanceerd. Maar ik ben geraakt door de boodschap van mededogen, ik wil verantwoordelijkheid nemen voor wat ik zeg en aanricht bij een ander. Die waarde wil ik aanhouden.”

Interview: Jasmijn Huisman

Alles geven voor topsport én studie

Mei Wei Rispens | 19 | keeper voor Telstar en tweedejaars psychologie 

‘Iets anders dan voetbaltaal spreken is ook lekker’ 

Van keepers wordt vaak gezegd dat ze gekke mensen zijn. Ik ben in het doel ook wel een beetje een eigen eilandje. Je moet sociaal vaardig genoeg zijn om dat groepsgevoel te blijven houden. Als twaalfjarige moest ik al best moeilijke gesprekken voeren met trainers of stafleden, waar mijn sterktes of verbeterpunten lagen. Ik ben bijvoorbeeld erg perfectionistisch, wat zowel goed als slecht kan uitpakken. Die gesprekken waren best intimiderend, maar het heeft me ook veel gebracht. Ik ben inmiddels wel Amsterdams direct. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in mensen dus de keuze voor psychologie was snel gemaakt. Wel vind ik het soms lastig mijn topsportstatus te gebruiken. Over het opnemen en toesturen van hoorcolleges wordt nog wel eens moeilijk gedaan. Die docenten kunnen er dan niet echt iets aan doen, volgens mij is dat iets van de VU, maar het is wel vervelend. Sommige mensen leven voor voetbal, maar ik moet er iets naast hebben om mijn hoofd bezig te houden. Het is ook lekker om af en toe iets anders te spreken dan voetbaltaal. Met medestudenten kan ik snel de diepte in gaan. Je kent eerst alleen elkaars naam en dan heb je het op een gegeven moment over dingen die je hebt meegemaakt in het verleden. Met de sportpsycholoog spar ik meestal ook. Toch spreekt sportpsychologie me niet per se aan. Ik ga nooit helemaal stoppen met sport, maar ik denk dat ik na de topsport ook wel een beetje klaar ben met die wereld: vooral bij de mannen is het ook veel haantjesgedrag. Ik denk niet dat ik me daar mijn hele leven mee wil omringen, haha.” 

Suhayl Nawar | 20 | schermer voor het Egyptische nationale team en tweedejaars geneeskunde 

‘Ik kan vanuit mijn gevoel denken en handelen’ 

Schermen is voor een groot deel een mentaal spel, innerlijke rust is heel belangrijk. Die innerlijke rust vind ik nog wel lastig om te bereiken. Sinds zo’n twee jaar weet ik dat ik ADHD heb. Voor mij betekent dat dat ik vanuit mijn gevoel kan denken en handelen, wat ik een fijne eigenschap vind. En het faciliteert een bepaalde creativiteit. Maar het is ook niet altijd even makkelijk. Het zorgt ervoor dat ik bepaalde vaardigheden onder de knie moet hebben om mezelf op de juiste momenten tot rust te brengen – een afweging maken tussen rationeel en irrationeel: schermen op gevoel of rationeel een plan maken per actie om te kijken hoe ik een punt kan scoren. Dat is een fijne balans waarmee ik nog steeds sleutel. Dat doe ik onder andere met een sportpsycholoog, die me ook helpt bij het vinden van een balans tussen mijn studie, schermen, mijn sociale leven en daarmee mijn mentale gezondheid. Het is makkelijk om als eerste je mentale gezondheid aan de kant te zetten. Dat je denkt: ik moet gewoon door. Maar ik ben daar vaak genoeg de fout in gegaan. Al die verschillende elementen zijn voor mij onmisbaar en als het bij een van die dingen niet goed gaat, merk ik het in de andere dingen. Zonder mijn familie en vrienden zou het allemaal niet lukken. Ze weten dat ik veel dingen moet opofferen voor het schermen of mijn studie. Ik denk dat die balans vinden een levenslang proces wordt.” 

Céleste Mordenti | 21 | turner en tweedejaars kunstmatige intelligentie 

‘Je zult me niet snel op een feestje vinden’ 

Ik begon met turnen toen ik drie was. Dat was zo’n beetje de enige sport die je op die leeftijd kon doen, en ik ben nooit gestopt. Je hebt eindeloos veel mogelijkheden die je binnen de sport kunt doen, en het blijft een uitdaging om die zo perfect mogelijk uit te voeren. Dat past wel bij me, ik ben best perfectionistisch. Anderhalf jaar geleden ben ik vanuit Luxemburg naar Amsterdam gekomen om te gaan studeren. Ik mis mijn familie natuurlijk wel, maar ik ben het al best gewend om veel alleen te reizen en weg te zijn van huis voor wedstrijden. Ik heb geen ‘normaal’ studentenleven, ik train elke dag, zo’n 25 tot 30 uur per week. Je zult me niet snel op een feestje vinden. Maar dat is een keuze die ik maak, en dat vind ik helemaal prima. Ik woon in een gebouw speciaal voor mensen die fulltime studeren en topsport doen, daar ben ik blij mee. Medestudenten en docenten hebben gelukkig wel begrip voor mijn situatie, en ik kan veel flexibel inplannen. Ik ben net bijvoorbeeld een maand weggeweest voor wereldbekers, dat kan dus wel gewoon. In oktober heb ik de kwalificatie voor de Spelen net gemist, wat jammer is, want de Spelen zijn wel het hoogtepunt van topsport. Maar dat ik zo dichtbij was, vind ik eigenlijk al heel leuk. Dat had ik een paar jaar geleden nooit gedacht, dus het is mooi om te zien dat ik het wel kan.” 

Interviews: Emma Sprangers

Wat zie ik? Diva Mayday

‘Met alleen knap zijn kom je er als dragqueen niet’
Oud worden is eng, vindt Mayday. ‘Ik hoop maar dat ik in ieder geval in mijn eigen ogen zo lang mogelijk knap blijf.’

Wat zie je als je naar deze foto’s kijkt?

“Op de foto hieronder zie je mijn eigen lach door de make-up heen, die foto klopt perfect met wie ik ben. Een man, met tussen zichzelf en de buitenwereld een muur van haar, make-up en show, Mayday. Mayday is knap. Ik heb al die gezichten geoefend en ben er goed in geworden. Dit is de creatie waar ik al jaren aan werk.”

Gaat drag over mooi zijn?

“Mensen die een podium willen, hebben een aandachtsding. We willen gezien, geliefd en gekend worden. Maar met alleen ‘knap zijn’ kom je er niet als dragqueen. ­Geloof me, ik had niet 35 jaar kunnen meedraaien als dat het enige was.”

Wat kun je dan nog meer?

“Ik ben dj, entertainer en host. Ik zorg ervoor dat mensen even het leed van de wereld vergeten, dat ze een goeie avond uit zijn. Er zit gekkigheid in mij. Een hysterische Mayday, van ‘Help!’, van ‘SOS’, van een show met snelle grappen en een harde lach. Het hoort allemaal bij de identiteit die ik heb opgebouwd.”

Is dit wat je altijd al wilde?

“Ik trek al vrouwenkleren aan sinds ik vier ben, het is een levensbehoefte. Maar het kan evengoed een worsteling zijn. De komst van sociale media heeft mijn vak oppervlakkiger gemaakt; nieuwe drags gooien overal twaalf filters overheen en zien er dan fantastisch uit, terwijl ze in feite driehoog achter eenzaam zitten te zijn. Ik ga de kroeg in, ik laat mezelf zien. Maar weet je wat het ingewikkelde is? Mensen wíllen dat je gebakken lucht verkoopt, omdat ze in sprookjes willen geloven. Een draggie is altijd leuk en blij. Wij zijn de clowntjes van de nacht.”

Hoelang ga je nog door?

“Vroeger dacht ik dat ik unstoppable was, nu niet meer. Ik heb een dr. Oetker die me van de rimpels afhoudt, en het goede nieuws is dat ik mezelf knapper vind sinds ik door ­corona wat dikker ben geworden. Maar ik smeer me rot met crèmes. Alles gaat erop, want ik vind oud worden eng. Het gaat zo snel, je kan zoveel minder. Ik hoop maar dat ik in ieder geval in mijn eigen ogen zo lang mogelijk knap blijf.”

Je voelt je leeftijd.

“Niet dat ik die deel als ik uitga. Ik hou mijn leeftijd geheim, net als mijn echte naam. Dat gaat die jonkies allemaal niks aan. Gaat niemand wat aan trouwens, ik hoop ook niet dat mijn zogenaamd ‘echte’ naam boven dit stuk komt. Wat is er echt aan? Ze zeggen bij Elton John toch ook niet steeds: hij heet Reginald Dwight, hoor. Dat verpest de illusie. Stel dat je een prachtige identiteit als Priscilla hebt opgebouwd, maar je heet in het echt Gerrit ofzo. Kom je een bar binnen in full drag, fluisteren ze niet: ‘O, daar is Priscilla!’ Maar roepen ze: ‘Yo Gerrit, biertje?’”

Mayday dus, koningin van de nacht.

“Als ik eenmaal begin met make-up en ik zie mezelf transformeren, dan voel ik die verandering. Die gaat door tot en met mijn jurk en mijn haren, dan pas ben ik ‘af’. Uitgaan in drag geeft me vertrouwen in mezelf, in mijn vermogen om andere mensen blij te maken. Ik snap ook nooit dat mensen met me op de foto willen als ik géén make-up op heb. Wie willen ze dan fotograferen? Maar dat is het spel. Ze willen iets van je, zelfs al overdrijven ze soms. Meid, waar maak je je druk om, denk ik af en toe. Ik bedoel, ik genees geen kanker ofzo, ik ben gewoon een kerel met een pruik.”

Mayday is al 35 jaar bekend als dragqueen. Daarnaast is ze presentatrice en dj.

Interview: Jowi Schmitz

Jesus Christ Superstar -Magtel de Laat

Als elfjarig meisje speelde Magtel de Laat voor het eerst Maria Magdalena tijdens de Paasmis in de kerk. Nu, vijftien jaar later, toert ze in die rol door het land met de musical Jesus Christ Superstar. ‘Een vrouw kan gewoon voor zichzelf opkomen.’

Magtel zet een stoere Maria Magdalena neer. Eentje die niet met zich laat spotten. Zo dient ze Judas stevig van repliek wanneer hij Jezus verwijten maakt over diens liefdesverhouding met haar. Jezus laat zich maar verwennen met dure parfums, klaagt Judas, terwijl hij zich om de armen zou moeten bekommeren.


In de oorspronkelijk versie van de rockopera is het Jezus die op dat moment voor Maria Magdalena in de bres springt. De Laat vertelt dat ze die enscenering ‘eigenlijk stom’ vond en graag wilde veranderen. “Een vrouw kan gewoon voor zichzelf opkomen, dat hoeft niet haar vriendje te doen.” Regisseur Ivo van Hove meende dat zelf ook al. Aan de oorspronkelijke schrijver Tim Rice en componist Andrew Lloyd Webber vroeg hij toestemming om het scenario te herschrijven. En die kreeg hij.

Uiteindelijk loopt het conflict met Judas uit op een handgemeen. “Het eindigt heel pittig, ja. Heerlijk om te spelen, al denk ik niet dat ik in het echt een man zou vloeren als hij mij verbaal aanvalt. Vanuit het publiek hoor ik dat ze de nieuwe interpretatie van Maria Magdalena bevrijdend vinden. Zelf voel ik me zeer vereerd met de rol, want ik kom als musicalactrice nog maar net kijken.”

Maria Magdalena kijk vol zelfvertrouwen de lens in terwijl ze Jezus (gespeeld door Jeangu Macrooy) kust.

Feministe

Is Maria Magdalena in Van Hoves regie een feministe geworden? “Deels wel”, antwoordt de 26-jarige actrice. “Maar ze heeft ook een sterk rechtvaardigheidsgevoel. En een zorgzame kant. Ze zorgt ervoor dat Jezus zijn missie kan voltooien.”

En ze houdt van hem. Ze geeft Jezus een kus op de mond en ligt dicht bij hem. Een liefdesgevoel dat Maria Magdalena niet kent, omdat ze tot dan toe, als voormalige prostituee, alleen voor geld met mannen naar bed is geweest, al ligt dat verleden als sekswerker er, volgens De Laat, niet duimendik bovenop.

Ze bezingt haar twijfels in de prachtige solo I don’t know how to love him, in de oorspronkelijke versie vertolkt door Yvonne Elliman. Hoe is de interpretatie van De Laat? “Ik heb heel erg gezocht naar het gevoel dat bij ‘mijn’ Maria Magdalena hoort, zoals gezegd, stoer en liefhebbend tegelijk. Ik denk dat je die mix terughoort in mijn stem. Ik ben een nogal intuïtieve zangeres.”

Maria Magdalena valt voor Jezus omdat hij zich zo volledig overgeeft aan zijn lot, zegt de actrice. “Een bestaan van uitersten. Aanvankelijk bejubelt het volk hem hemelhoog, maar datzelfde volk zorgt ervoor dat hij uiteindelijk 39 zweepslagen krijgt en wordt gekruisigd. Maar Jezus accepteert het allemaal, omdat hij weet dat hij moet sterven voor de mensheid.”

Optie 2 voor het portret van Magtel de Laat als Maria Magadena, met een meer devote pose.

Communie en vormsel

De in Brabant geboren musicalster maakte vorig jaar zomer haar debuut als actrice in de musical Het was zondag in het Zuiden van Toneelgroep Maastricht. Ze kende het lijdensverhaal van Jezus al vanuit haar jeugd. “Ik ben niet heel gelovig opgevoed, maar heb wel communie en vormsel gedaan. En ik zat op het kerkkoor. Met de Paasmis zongen we in de kerk van Reusel liedjes uit Jesus Christ Superstar. Ik weet nog dat ik als 11-jarig meisje de solo Everything’s alright mocht zingen. Ha, ja dat was mijn eerste keer als Maria Magdalena.”

Bij haar vertolking van Maria Magdalena in de musical staat het geloof voor De Laat niet voorop. Het gaat haar vooral om het neerzetten van een mooie rol. “Ik voel me niet speciaal verbonden met God of zo. Wel denk ik dat er meer is dan wij kunnen waarnemen.”

Los daarvan heeft Jesus Christ Superstar, volgens de actrice, nog steeds een grote zeggingskracht. “De massa is wendbaar en wisselvallig. Dat was toen zo en dat is nu nog steeds het geval. Kijk naar de sociale media. Iemand is de ene dag een ster en de volgende dag een paria. Je ziet het in het lijdensverhaal aan Petrus. Hij is een volgeling van het eerste uur, maar als de druk van de massa te groot wordt, verraadt hij Jezus.”


Interview: Willem Pekelder

Wie was Maria Magdalena?

De bijbelse Maria Magdalena heeft weinig gemeen met de vrouw van losse zeden die kerk, kunst en literatuur in latere eeuwen van haar maakten. Maria Magdalena speelt in het Nieuwe Testament een zeer belangrijke rol omdat zij de eerste getuige is van de opstanding van Jezus. Ze wordt daarom ook wel Apostel der Apostelen genoemd.

“Zij behoorde tot het groepje vrouwen uit Galilea dat van het begin af aan Jezus volgde”, legt katholiek cultuurtheoloog Frank Bosman uit. “Waarschijnlijk heeft zij Jezus en zijn missie gesponsord. Maria Magdalena was een vrouw met geld.”

Bij alle belangrijke gebeurtenissen in Jezus’ leven was zij getuige. Bosman: “In de vier evangeliën is zij aanwezig bij de kruisiging, de kruisafname en de graflegging. En zij is een van de drie vrouwen die op Paasmorgen het lege graf van Christus aantreft. Maria Magdalena krijgt dan de opdracht om het goede nieuws door te vertellen aan de mannelijke apostelen.”

Waarom maakte paus Gregorius I in het jaar 591 dan een hoer van haar? “Hij heeft Maria Magdalena vereenzelvigd met twee andere Maria’s uit de evangeliën: de zalfster van Bethanië, door Lucas betiteld als zondares, en de overspelige vrouw uit Johannes. Conclusie: Maria Magdalena was een vrouw van losse zeden.” Zat achter die pauselijke theologie wellicht mannelijke kinnesinne? “Dat zou best eens kunnen”, denkt Bosman.

Pas in 1969 maakte paus Paulus VI de identificatie van de drie Maria’s ongedaan. In 2016 waardeerde paus Franciscus de feestdag van Maria Magdalena (22 juli) vervolgens op tot kerkelijk feest, waarmee zij op hetzelfde liturgische niveau kwam als de mannelijke apostelen. Bosman: “Toch is het beeld van Maria Magdalena als sekswerkster dominant gebleven in ons onderbewustzijn. Geheel onterecht.”

Jonge Geesten - Hans Dagelet

Van acteur, muzikant en beeldend kunstenaar Hans Dagelet hoeft het allemaal niet zo serieus. Het woord loopbaanplanning kent hij niet. Toch doet hij veel. ‘Ik rommel. Er is geen heilig moeten.’

Dit is deel 9 van een serie over oud worden en jong blijven. In eerdere afleveringen kwamen Debbie Harry, Olga Zuiderhoek, Yvonne Keuls, Henk Helmantel, Ton Koopman, Lenny Kuhr, Bertien van Manen en André van Duin aan het woord.

Op het rode bureau in zijn werkkamer liggen twee blauwe gewichten van 4 kilo klaar om opgetild te worden. En ergens vandaag, heeft hij zich voorgenomen, gaat hij wandelen. Hans Dagelet (78) is net onder handen genomen door zijn huisfysio, een bevriende fysiotherapeut die met zijn behandeltafel bij hem thuis komt. “Knak deed-ie met mijn voet, en mijn knie deed het weer. Niet dat het geen pijnlijke behandelingen zijn, maar als er iets hapert, bel ik hem.

Het skelet staat voor een tijdje weer op z’n plek. Sterker nog, Dagelet oogt als een fitte eind-zestiger. En bewegen is nodig weet hij, maar thuis fröbelen doet hij ook graag. Hij is blij, want hij heeft net gehoord dat hij met ‘twee andere witte mannelijke collega’s’ subsidie krijgt voor een theaterproject ‘als bijna tachtigjarige witte man’. Werktitel: Bits & Pieces. “Het begint als een monoloog, zo’n beetje mijn requiem, met op muziek gezette teksten van kunstenaar Hendrik Nicolaas Werkman.”

Veelzijdig theaterkunstenaar

Hoewel hijzelf zijn einde inluidt, bruist Dagelet in het dagelijks leven van de activiteiten. Aangemoedigd door de Blijvend Applaus Prijs die hij in 2018 kreeg als een van de veelzijdigste theaterkunstenaars van Nederland – toen stond hij vijftig jaar op het toneel. En vorig jaar was het weer raak: niets dan lovende recensies voor zijn hoofdrol van pater familias in het stuk Indisch Interieur.

Nu is hij nog in een enkele bioscoop te zien in Sweet Dreams, een met Gouden Kalveren overladen tragikomisch koloniaal familiedrama in Nederlands-Indië. Hij speelt daarin een Hollandse suikerfabrikant, naast suikerfabrikant-echtgenote Renée Soutendijk. Dagelet moet lachen: “Ik word steeds gevraagd voor Indische rollen, terwijl ik helemaal niks Indisch heb. Het begon al met de tv-serie De stille kracht in 1973, waarin ik een exotische verleider speelde. Ik heb daarentegen wél een half-Molukse vrouw.”

Even tussendoor. Zoon Mingus, die dus een kwart Moluks is, speelde in 2020 dezelfde rol als zijn vader in De stille kracht van Toneelgroep Amsterdam. Onder regisseur Ivo van Hove. “Mingus vertelde dat hij voor de auditie-commissie, onder leiding van Van Hove, naakt moest dansen. MeToo was nog niet helemaal doorgedrongen blijkbaar. Hij vond het eng en ongemakkelijk, maar wilde die rol hebben. We hebben geen klacht ingediend, maar raar was het wel. Heel raar.”

Hans Dagelet samen met zijn zoon Mingus. In 2022 portretteerde ik hen samen in het Amsterdams Theaterhuis, vlak voor de première van Indisch Interieur, een broeierig familiedrama over de ontworteling van drie generaties Nederlanders met Indische wortels.

Dagelet werd geboren in Deventer, waar hij deze maand, op de Brink, een expositie heeft. Met zeven anderen: Octet. Schilderwerk, collages, grafiek. Op 24 maart, de laatste dag van de expositie, heeft hij beloofd trompet te komen spelen als ook de stadstroubadour van Deventer, Jonneke Siebrand, optreedt. “Ik zei tegen haar, ik meander wel om jou heen. Dat vond ze goed.”

Nare puberteit

Lange tijd wilde Dagelet niks meer met Deventer te maken hebben, waar hij tot zijn achttiende woonde. “Mijn puberteit was naar, en daarna was het ook naar. Mijn moeder was heel lang ziek, ik hoorde haar vaak kermen van de pijn, het was heel eenzaam, want het moest geheim blijven. Het was de tijd dat kanker hebben taboe was. Er werd gedaan alsof er bij ons thuis niks aan de hand was en ik kon er met niemand over praten. Mijn moeder stierf na een vreselijk lijden, waarna mijn vader zijn verdriet niet meer de baas werd. Ik was alleen maar kwaad. Wilde nooit meer naar Deventer.”

“Dat veranderde toen ik in aanraking kwam met het werk van de Zweedse schrijver van familiedrama’s, Lars Norén. Zijn werk gaat over de symbiotische wurggreep van familieverbanden. Ik heb twee door Karst Woudstra vertaalde stukken van hem gespeeld: De moed om te doden en Nacht, moeder van de dag. Uiteindelijk heb ik mijn ouders postuum leren liefhebben. Nu vind ik het opwindend om in Deventer te komen. Herinneringen die ik had weggedrukt komen weer tot leven, daar heb ik dat gedaan, en deze plek, en die woonde daar.”

Het succes was overweldigend

Precies in die voor hem verwarrende tijd kreeg hij succes, won zelfs op z’n 25ste al de Louis d’Or, de hoogste toneelonderscheiding, voor zijn rol in Kees de Jongen. “Ik raakte compleet in de war. De roem was naar mijn hoofd gestegen. Het was overweldigend. Leefde overdag en ’s nachts. Gebruikte uppers en daarna downers, om weer rustig te worden. Het was speed en weed, weed en speed. Viel kilo’s af. Tot ik inzag dat ik zo niet oud ging worden.”

Je zou het niet verwachten, maar Dagelet heeft zijn hele leven gedocumenteerd. Het kamertje naast zijn werkkamer blijkt vol te staan met stapels multomappen. Zo’n 140 mappen vol knipsels en foto’s met korte teksten. Over zijn voorstellingen, de bijbehorende recensies, vakanties, briefjes van de kinderen, foto’s van vrienden. En nieuwsberichten uit de krant over iets waar hij zich zorgen over maakt. “Mijn kinderen vinden het te gek. Sinds 1983 heb ik elk jaar drie of vier mappen gemaakt. Als ik depressieverig ben, ga ik plakken en komt er rust in mijn hoofd.”

Multitalent Dagelet schrijft ook. Sterker, hij is bezig met twee boeken. Een daarvan is een verhalenbundel met de titel Ik ben acteur, zei hij. Over een acteur die zich met de moed der wanhoop op een heel hoog voetstuk blijft plaatsen. “Het is geënt op mannen die ik om me heen heb gezien in de theaterwereld, en dan lekker grotesk gemaakt. Lekker schmieren, daar hou ik van. Schrijven is zo leuk, alles wat je denkt, kun je gebruiken. Je kunt mensen heel slecht maken.”

EMDR-therapie

En dan ligt er nog een manuscript – dat herschreven moet worden, zegt zijn redacteur – over ontrouw en jaloezie. “Ik heb het meegemaakt: mijn vrouw had zes jaar een geheime verhouding. Ik dacht: ik weet dus niet wie jij bent, en werd paranoïde. Mijn redding was dat ik er met iedereen over praatte. Maar na een half jaar was het nog niet over. EMDR-therapeut Marion van Schaik, een van de eersten in Nederland met deze behandeling, heeft me er weer bovenop geholpen. Binnen twee maanden was mijn ‘obsessie’ verschrompeld tot ‘tja, dat kan gebeuren’. Mijn boek gaat over mannengedrag, vluchten in je werk, te weinig empathie hebben voor degene met wie je leeft.”

Alles wat hij doet, heeft met elkaar te maken, legt Dagelet uit. “Als ik een tekst krijg als acteur gooi ik zinnen om als het moet. Net als schrijver ben ik dan ook een architect van teksten. En taal is ook muziek. Van een dansvoorstelling en een museumexpositie raak ik ook als acteur geïnspireerd. Hoe ik beweeg. Van een vervreemdende sfeer, van Francis Bacon-achtige grimassen.”

Er zijn stukken die hij met anderen elk jaar opvoert. Zoals Klokgelui met zijn vrouw, altvioliste Esther Apituley, en Stervend Europa, een stuk uit 1923 van de Frans-Duitse dichter Iwan Goll, vertaald door Evert Straat, over Europa dat ten onder gaat aan een ziekte die eerst gebouwen aanvreet en vervolgens mensen. “Actrice Charlotte Köhler droeg het in 1939 voor in de Amsterdamse Stadsschouwburg. In het stuk zijn mensen hun houvast kwijt. De jaargetijden zijn afgeschaft. Alles verzandt en verzuipt. Horror. Eigenlijk een waanzinnig actueel stuk. Ik maak me heel veel zorgen over de wereld. Ik heb zes kleinkinderen. Hoe ziet ons leven er over dertig jaar uit?”

Goed, maar niet ambitieus

Tijd voor een open sollicitatie: graag zou hij nog eens in een geweldige tv-serie of theatervoorstelling spelen. Zoals destijds in de politieserie Russen waarin hij hoofd van de recherche was, Henk van der Scheur. “Een rol die op mij was geschreven. Met wijsneuzerige teksten, waarin ik ook met de politiehond praatte als ik het niet meer wist.” Maar een Beckett of Shakespeare lijkt hem ook te gek. Bij regisseur Eline Arbo alstublieft. Haar vindt hij steengoed.

En in een film van Alex van Warmerdam, een geestverwant? “Die wil mij niet in zijn films, want jij bent zo’n knappe vent, zei hij eens. Als je mijn vrouw trouwens vraagt wat voor acteur ik ben, zegt ze: hij is goed, maar niet ambitieus. Inderdaad, ik heb nooit aan loopbaanplanning gedacht. Ik loop tegen dingen aan, ik rommel. Er is niet dat heilige moeten.”

Hij laat nog even het iPhone-filmpje zien dat hij onlangs maakte. Een beeldschoon zwart-wit Beckett-filmpje van 12 minuten dat hij in een dag maakte. Oorspronkelijke titel: Stirrings still, oftewel Verroeren, zoals Hugo Claus het heeft vertaald. Het blijkt het laatste prozastuk van Samuel Beckett die eind jaren tachtig overleed. Je ziet Dagelet aan tafel zitten en door een raam kijken. Hij sprak zelf ook de tekst in en maakte de soundtrack erbij. Alleen het editen heeft hij uitbesteed. Dochter Charlie Chan was onder de indruk en zijn vrouw ook. Hij grijnst.

Biografie Hans Dagelet

Hans Dagelet (Deventer, 9 mei 1945) ontving in 1971 een Louis d’Or voor zijn rol in Kees de Jongen. Hij speelde in talrijke theaterstukken en in filmklassiekers als De lift en All Stars, en de tv-series Mocro Maffia en Sleepers. Als trompetspeler maakte hij enkele jaren deel uit van de band van Spinvis. Hij is getrouwd met altvioliste Esther Apituley, met wie hij soms optreedt. Samen hebben ze drie kinderen, en hij heeft twee kinderen uit een eerdere relatie.

Interview: Ally Smid

Jesus Christ Superstar - Alex Klaasen en Gino Korsèl

Alex Klaasen speelt koning Herodes in de rockmusical Jesus Christ Superstar. ‘In drie minuten ga ik van een aardige man naar een folteraar.’

Je zou kunnen zeggen dat Alex Klaasen groot is geworden met Jesus Christ Superstar. Bij hem thuis hadden ze de plaat van de rockmusical, en elk jaar op eerste paasdag kwam die tevoorschijn en luisterde hij samen met zijn ouders en broers naar nummers als I don’t know how to love him en King Herod’s Song. “Ik heb in mijn jeugd de weg naar Pasen heel bewust meegemaakt.”

Tientallen jaren later speelt Klaasen, bekend van zijn eigen theatershows en tv-programma’s als Klokhuis en Kopspijkers, de rol van koning Herodes in de nieuwe versie van Jesus Christ Superstar. Hij staat drie minuten op het toneel, maar binnen die korte tijd gebeurt er een heleboel.

De Romeinse gouverneur Pontius Pilatus verwijst in eerste instantie Jezus door naar Herodes. Die bespot Jezus en daagt hem uit te laten zien dat hij de zoon van God is door even een paar wonderen te verrichten. ‘Bewijs mij dat je goddelijk bent. Verander mijn water in wijn’, zingt Herodes dan.

Een sinistere man

In de filmversie is Herodes een beetje campy. Ivo van Hove, de regisseur van deze nieuwe versie van Jesus Christ Superstar, maakte er een sinistere man van. “Ivo wilde dat ik begon als een aardige, geïnteresseerde Herodes. ‘Zo Jezus, fijn dat je er bent. Ik hoor dat je koning bent.’ Als Jezus dan niet reageert, volgt de omslag. In die drie minuten dat ik op het toneel sta, verander ik van een aardige man in een folteraar.

“Ik doe een zak over zijn hoofd, waterboard hem en snij een stuk uit zijn borst. Dat ga ik vanavond in Maastricht, waar we nu spelen, weer doen. Het is een heftige scène. Er is al een keer iemand kotsend de zaal uitgelopen.”

Omdat hij maar heel kort op moet – die drie minuten en heel even aan het begin – zit hij tijdens het grootste deel van de voorstelling in de kleedkamer. “Ik heb er kantoortijd van gemaakt. Als de anderen spelen, schrijf ik aan een eigen, nieuw project. Verder leek het me gewoon leuk om weer eens in zo’n grote musical te zitten, maar dan niet met de druk van een echte hoofdrol. In die zin kwam de rol van Herodes in Jesus Christ Superstar perfect uit.”

Katholieke jeugd

Alex Klaasen groeide op in een katholiek Brabants gezin. Hij deed eerste communie en ontving ook het vormsel, maar op zijn zestiende was het voorbij met het geloof. “Ik zei tegen mijn ouders: ik ga niet meer mee naar de kerk. Sindsdien ben ik er niet meer geweest. Mijn vader vond dat wel lastig. Hij kwam zelf uit een zeer katholieke familie en voelde de verplichting het geloof aan zijn kinderen door te geven.”

Zijn vader is inmiddels overleden en heeft zijn zoon niet meer zien spelen in Jesus Christ Superstar. “Dat vind ik echt jammer. Mijn moeder was bij de première. Ze was een twintiger toen de musical voor het eerst uitkwam en vond het geweldig om mij in deze rol te zien. Voor haar is het ook jeugdsentiment.”

Een verhaal over rare machthebbers

Toen Klaasen als voorbereiding voor zijn rol de film Jesus Christ Superstar weer zag, viel hem op hoe actueel die nog altijd is. “Het is een verhaal over rare machthebbers en een beweging die in opstand komt en daarmee en een grote groep mensen beïnvloedt.

“Natuurlijk gaat Jesus Christ Superstar ook over polarisatie. Daar loopt de huidige tijd van over. Dat maakt deze musical zo sterk: iedereen kan zich er in blijven herkennen. Daarnaast is het verhaal ook heel ontroerend: Jezus die zichzelf offert voor de hele mensheid.”

Of hij zelf nog iets belangrijks heeft geleerd van dat nu al maanden lang figureren in het lijdensverhaal van Jezus? “Het is toch vooral een mooie rol. De les voor mij is dat het goed is om af en toe iets te doen wat niet zoveel verantwoordelijkheid met zich meebrengt.”


Acteur Gino Korsèl speelt de apostel Petrus in de nieuwe versie van Jesus Christ Superstar. ‘Misschien was Petrus dus een lafaard, maar wel in dienst van Jezus.’

Iets vaker dan normaal denkt Gino Korsèl tegenwoordig terug aan zijn tijd op de christelijke basisschool De Gantel in Den Haag. Hij komt weliswaar uit een niet-gelovig gezin, maar op die school aan de Laan van Wateringse Veld hoorde hij voor het eerst over Jezus en Petrus. “Dat Petrus belangrijker was dan de andere apostelen, heb ik altijd onthouden.”

Nu speelt Korsèl de rol van Petrus in de nieuwe versie van de rockmusical Jesus Christ Superstar onder regie van de Vlaamse regisseur Ivo van Hove. “Het verhaal is in deze versie zo realistisch gemaakt, dat ik na de eerste doorloop van de voorstelling echt aangeslagen was. Ik had het gevoel dat we met de hele groep iemand vermoord hadden, namelijk Jezus. Dat voelt nu we de voorstelling spelen nog steeds zo: door de muziek, door het feit dat we in een kaal decor spelen en we ons letterlijk nergens achter kunnen verschuilen.”

Best een lastige rol

Gino Korsèl (24) had eerder rollen in grote musicalproducties als Aladdin en Grease en werd gevraagd om auditie te doen voor Petrus. Hij had de rol gelijk te pakken. Het is best een lastige rol, vertelt Korsèl. “Dat komt door een switch die ik in deze rol moet maken. Ik doe als Petrus alles om bij Jezus te blijven, verraad hem en heb gelijk spijt. Met Maria Magdalena zing ik dan: ‘Konden we het maar overdoen.’ Dat is nog allemaal logisch, in zekere zin.”

“Maar daarna leg ik vanwege de enscenering mijn rol als Petrus neer en word deel van de massa die hem wil laten kruisigen. Tot het einde ben ik erbij en kijk ik toe. Van goede vriend en vertrouweling naar deel zijn van een vijandige menigte is een lastige overgang. Maar volgens mij red ik me goed.”

Petrus is de eerste onder de leerlingen, maar verloochent Jezus drie keer: “Jij was bij de man die ze hebben meegenomen, ik herken je gezicht”, zingt iemand hem toe in Jesus Christ Superstar. “Je hebt de verkeerde man, dame, ik ken hem niet”, is Petrus’ antwoord. Om Jezus vervolgens nog twee keer te verloochenen.

Een lafaard in dienst van Jezus

Of Petrus een lafaard is? Korsèl aarzelt even. Hij wil eerst wat uitleggen. “Jezus heeft vooraf tegen Petrus gezegd, jij gaat me verloochenen. Op het moment dat Jezus dat tegen hem zegt, wil Petrus daar niks van weten. Hij gelooft het niet en denkt: ‘Hoe durft hij dat over mij te zeggen, want ik ben zo’n trouwe leerling’. En op het moment dat hij Jezus dan inderdaad verraadt, is het een onbewuste keuze van zijn eigen ego. Pas daarna wordt hij zich bewust van wat hij heeft gedaan en ziet hij de gevolgen van zijn verraad. Petrus wordt weliswaar niet opgepakt, maar voelt zich wel schuldig.”

Jezus heeft het allemaal voorspeld, benadrukt Korsèl. “Misschien speelt Petrus ook maar de rol die hij moest spelen in een verhaal dat al vaststond. Jezus had hem in feite al vergeven. Misschien was Petrus dus een lafaard, maar wel in dienst van Jezus.”

Iemand die afwijkt van de norm

Ze hebben de voorstelling net een week in Emmen gespeeld, voor het eerst weg uit Amsterdam waar dit avontuur voor Korsèl in november met de repetities begon. Ook in Emmen sloeg volgens hem het verhaal weer enorm aan. “Voor mij is Jesus Christ Superstar het verhaal van een groep mensen vol idealen, van wie Jezus de natuurlijke leider is. Eigenlijk kijkt hij net anders naar de dingen dan de anderen binnen de groep. Hij probeert hen daarin mee te nemen. Deze musical laat zien hoe snel een groep zich tegen iemand keert die afwijkt van de norm.”

“Het is al vaker gezegd: Jesus Christ Superstar is tijdloos en daarom actueel. Kijk maar naar de huidige tijd, hoe snel mensen je leuk vinden en hoe ze je vervolgens weer net zo snel laten vallen.”

Ook voor Korsèl blijft spelen in deze musical een avontuur vol met wijze lessen. “Ik kijk nu kritischer naar mijn eigen rol in groepen. In die zin houdt Jesus Christ Superstar me echt een spiegel voor.”

Interviews: Stijn Fens

Wat zie ik? Marijke Helwegen

Marijke Helwegen: ‘Er leuk uitzien als je 75 bent? Best een prestatie’

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Marijke Helwegen doet haar best er leuk uit te zien, ook op haar 75ste.

Wat zie je?

“Het mooiste vind ik die twee bovenste foto’s. Bij de eerste zit rust in mijn ogen, en die tweede heeft wel iets van een filmster uit de ouderwetse modebladen van mijn moeder. Die rust vind ik bijzonder, want meestal ben ik heel hyper. Ken je dat trillende hondje bij de bakker, dat op zijn baasje zit te wachten? Ik ben zo’n hondje, ik ga trillen als ik iets leuk vind – dat is dus geen parkinson. Zet dat er maar bij, want dat wordt vaak geschreven.”

Vind je het vervelend, wat mensen over je schrijven?

“Ik ben goed in zelfspot, dat scheelt. Mijn vrienden gaan heel graag mee naar evenementen omdat er altijd wel iets geks gebeurt. Blijf ik zo hoep achter een autodeur haken, of tril ik zo erg dat ik mijn drankje over iemand heen mors. Ik kan daar hard om lachen en begrijp ook dat de bladen daarover schrijven. Maar er wordt ook geschreven dat ik denk dat ik altijd jong kan blijven. Nou, to-taal niet. Het kan niet, ik merk het aan alles. Ik zeg wel vaak: het is geen prestatie om er leuk uit te zien als je jong bent, het is een prestatie om er leuk uit te zien als je 75 bent!”

Doe je daarom zo je best op je uiterlijk?

“Mijn uiterlijk was heel lang mijn werk. En nog steeds: als er iets verbouwd of gereno­veerd is, vragen ze mij voor de feestelijke opening. Dan kom ik daar prachtig opge­takeld over de rode loper trippelen.”

Dat trippelen bevalt je?

“Absoluut. Zelfs als ik in Noord-Groningen kom, zeggen de kinderen: ‘O, dat is Marijke van Het komkommerlied’. Dat vind ik zó leuk, heel Nederland kent me.”

Je hebt ook een herkenbare look, je hoofd een beetje schuin, ogen wijd, mond halfopen.

“Het ‘hertje’ noem ik dat. Je ziet het een beetje op de eerste foto. Bij dit interview moesten er vier verschillende foto’s komen, maar die onderste twee zou ik niet kiezen. Bij die linksonder zie ik echt zo’n oudere dame met een dunne huid die dat probeert te camoufleren. En op die foto met mijn hoofd in de nek lijk ik net een operazangeres.”

Hoopte je altijd al dat uiterlijk je werk zou worden?

“Mijn moeder was prachtig. Ze kleedde zich goed, ze sprak haar talen vloeiend, ze kon álles. Ze zei vaak tegen me: ‘Zorg dat je iemand wordt’. Maar ik was toen al zo hyper en daardoor heel onhandig. Wel wist ik me leuk aan te kleden en ik bewonderde mijn moeder. Het kan best dat ik toen ging dromen over mooi zijn, mooi als levensdoel bedoel ik.

Maar een deel is toeval. Ik kon ook goed verkopen, als ik dus was gevraagd om voor Jaguar te gaan werken, had ik nu in een Jaguar rondgereden. Het werd een cosmetische kliniek.”

Je stopte in 2009 met werken voor die kliniek, is er sindsdien veel veranderd?

“Er is verdieping bijgekomen, de afgelopen jaren. Ik ben nu bijvoorbeeld ombudsvrouw in Baarn. Mensen kunnen een bericht sturen naar de Baarnsche Courant en dan ga ik ze helpen. Een rollator testen? Laat dat maar aan mij over. Ik zorg ook voor dieren. Ik ben dól op dieren. En die worden zó slecht behandeld, daar kan ik me echt boos over maken.”

Dieren hebben je hulp nodig?

“Ze verdienen aandacht. Het probléém verdient aandacht. Ik ga nog een keer een koe meenemen naar de rode loper – als die koe dat ook wil. Maar echt, wat we dieren áándoen. Die arme varkens in de bio-industrie, hun behandeling lijkt op de behandeling van tot slaaf gemaakten. De slavenhande­laren wilden toen niet zien hoe erg dat was, en het dierenleed dat er nu is ontkennen we net zo hard. Zo, schrijf dat maar op. Dan denken mensen: o, intellectueel kan ze ook nog.”

Marijke Helwegen (1948) is een bekende mediapersoonlijkheid. Ze werkte tot 2009 op de reclameafdeling van een plastisch chirurg.

Interview: Jowi Schmitz

Jesus Christ Superstar - Jules Avery

Jules Avery speelt in Jesus Christ Superstar de rol van Annas, een van de hogepriesters die Jezus uitlevert aan Pontius Pilatus. ‘Er lopen in Nederland heel wat types als Annas rond.’

Het is een van de heftigste scènes uit de versie van Jesus Christ Superstar onder regie van Ivo van Hove. Jezus krijgt in opdracht van Pontius Pilatus 39 zweepslagen toegediend. De gouverneur van Judea telt ze bijna brullend af: 1, 2, 3, 4 enzovoorts. Tot de 39 bereikt is. Het bloed spat eraf. Annas, gespeeld door Jules Avery, kijkt toe. Zijn doel is bijna bereikt.

“De eerste repetitie dat de zwepen werden gebruikt, hebben Richard Spijkers, die hogepriester Kajafas speelt, en ik aan de zijkant staan huilen”, vertelt Avery. “Het gevoel dat het opriep was heel intens. Soms kun je niet eens per se heel goed verwoorden waarom iets je raakt. De energie die vrijkwam was overweldigend.

“Ik werd letterlijk opgezweept in mijn emoties. Nu we het avond aan avond spelen, ervaar ik het anders, omdat ik nu echt als Annas op het toneel sta. En die moet van al die zweepslagen genieten.”

Manipulatief aangelegd

Jules Avery (28) is eigenlijk opgeleid als danser en beleefde diens doorbraak als musicalacteur vorig jaar in de rol van Doody in Grease. Toen speelde Avery een jongen met een bloempotkapsel in een leren jack, in Jesus Christ Superstar is die een hogepriester in een lang zwart gewaad die vindt dat Jezus uit de weg geruimd moet worden.

“Doody is heel energiek en naïef, Annas is een heel ander verhaal. Hij heeft een duidelijke agenda. Kajafas, de andere hogepriester, wil ook van Jezus af, maar is wat voorzichtiger. In onze voorstelling is Annas manipulatief aangelegd en doet hij alles om zijn zin te krijgen. In de machtsverhouding staat Kajafas boven Annas, dus is de laatste continu bezig met porren en prikken.

“Van Hove zei tegen mij : ‘Speel hem als een giftige slang. Je weet nooit wanneer hij gaat toeslaan. Maak hem spannend.’ Voor de rest wil Annas Jezus kleiner maken. Hij noemt hem ‘de held van de gekken’ en ‘timmermanskoning.’ Annas wordt gedreven door angst. Hij is bang zijn macht te verliezen.”

Niet opgevoed zijn met Jezus heeft zo z’n voordelen

Avery zelf is niet gelovig opgevoed. Wel hadden diens ouders de video van de film Jesus Christ Superstar. “Ik heb hem nooit helemaal afgekeken, Mijn broer en ik vonden de film iets engs hebben. Ik herinner me dat ik van die scènes in de woestijn een naar gevoel kreeg. Misschien was ik gewoon te jong om alles te begrijpen.”

Niet opgevoed zijn met Jezus heeft zo z’n voordelen. Dat betekent namelijk ook geen ballast uit het verleden die je mee moet torsen en tegelijk een open blik naar het verhaal van Jesus Christ Superstar. Het helpt Avery bij het spelen van diens rol. “De Jezus in deze musical is niet alleen God, maar is ook gewoon een mens, die twijfelt en zich verraden voelt. Dat spreekt mij erg aan. Kijk, musicals worden nogal eens gezien als plat vermaak. Ik hoop natuurlijk dat het publiek een mooie avond heeft, maar ik hoop ook dat het ze aanspoort om iets actiever in een stoel te zitten dan bij andere voorstellingen. Dat ze gaan nadenken over de keuzes die zij in hun leven maken. ”

Annas als probleem van de huidige tijd

In deze versie van Jesus Christ Superstar geen Bijbelse ruïnes of vergezichten van een woestijn als decor, maar slechts een rond zwart speelvlak. Het zorgt er volgens Avery voor dat het verhaal tijdloos blijft en er gemakkelijk lessen uit te trekken zijn voor de huidige tijd. “Of het nu om de politiek gaat of om het bedrijfsleven, iedereen wil uiteindelijk aan de macht blijven. Sommigen werken hard, anderen liegen en manipuleren.

“Er lopen in Nederland heel wat types als Annas rond. Iedereen kent er wel één. Ik denk dat Annas misschien wel het probleem belichaamt waarom de wereld er zo rot bij ligt.”

Interview: Stijn Fens

Wat zie ik? Claudia de Breij

Claudia de Breij: ‘Ik heb nooit het predicaat ‘lekker wijf’ gekregen, dus dat kan ik ook niet kwijtraken’

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Claudia de Breij heeft zichzelf zien veranderen. ‘Ik geloof dat je onkwetsbaar wordt als je je kwetsbaarheid toont.’

Wat zie je als je naar deze foto’s kijkt?

“Ik lach! Dat is mooi, want over het algemeen ben ik geen liefhebber van portretten. Ik glim ook altijd, want ik heb een vette huid. Ze zeiden vroeger dat dat overgaat als je ouder wordt, maar ik kan nog steeds een ov-kaart op mijn hoofd plakken als ik me verveel. Er is me ook vaker verteld wat mijn ‘goeie kant’ is, alleen vergeet ik dat steeds. Terwijl het best uitmaakt, die ene of die andere kant. Ik accepteer dat ik af en toe als een idioot op foto’s sta.”

Maar op deze foto’s staat geen idioot.

“Het hielp dat we muziek draaiden. Je ziet het terug op de foto’s, vooral bij de foto hieronder. Dat is mijn coming-out als introvert; iets waar het ook over gaat in mijn nieuwe show: zie mij maar en zie maar wat je ermee doet. Ik geloof dat je onkwetsbaar wordt als je je kwetsbaarheid toont.

“Dat is een enorm verschil met vroeger. Ik kom uit een dorp. Alle kinderen zaten op paardrijles, terwijl ik naar Barbra Streisand luisterde. Ik ontdekte pas in havo 4 dat je een connectie kunt voelen met je klasgenoten. Om het zoet te zeggen: ik heb in de loop der tijd leren omarmen wie ik ben. Ook wie ik níet ben trouwens.”

Is dat ook een ‘uiterlijk’ besef?

“Ik heb als Claudia de Breij nooit het predicaat ‘lekker wijf’ gekregen, dus dat kan ik met het ouder worden ook niet kwijtraken. Ik zou waarschijnlijk dikker zijn als ik niet op het podium stond – daar zit wel een onzekerheid in de lijn van: dan kunnen ze dát alvast niet zeggen – maar het is niet veel groter dan dat. Het scheelt ook dat ik niet- hetero ben, die male gaze, die mannelijke blik; die zag ik niet, dus dan voel je het ook niet zo als hij wegvalt.”

Hoe vind je de andere foto’s?

“Wat me in het algemeen opvalt zijn die krullen bij mijn hals. Die probeer ik er altijd uit te föhnen, omdat ik denk dat recht haar mooier staat. Bij die foto hierboven was jullie vraag: hoe kijk je als je iemand probeert te versieren? Blijkbaar is dat een blik als: wow, ik vind jou leuk. Ik wist ook niet hoe het eruit zou zien, ik voel die blik alleen van binnen. Op de foto hieronder herken ik mijn oudste zoon van vijftien: die kan ook zo kijken. Ongemakkelijk en cool tegelijk, lekker dwars. Of misschien ziet bij jezelf blijven er zo uit.”

Kun je dat, bij jezelf blijven?

“Na mijn vorige show heb ik tien maanden thuisgezeten; ik was oververmoeid. Tijdens het herstel kwam het besef dat ik al die tijd heb gevochten om ‘er’ te komen. Het gevecht om de top te bereiken gaf me energie én trok me leeg. Voor het eerst zag ik in; over vijftien jaar is het sowieso over, dit is een eindig verhaal. Grappig genoeg gaf juist dat besef rust. Ik ben ‘er’ al. Niet voor altijd, maar wel nu, en dat is te gek. Ik wil hierna heus nog duizend keer in Carré spelen, maar dát is niet de prestatie. De prestatie is hoe het gisteravond ging in de Blauwe Kei in Veghel. Dat het lukte om het publiek mee te lokken in mijn hoofd en mijn hart. Ik vind dat zo’n mooie, ontroerende afspraak, dat we daar met z’n allen zitten, dat het voelt alsof we met z’n allen gaan bepalen wat de waarheid is. Elke avond weer; wat mij betreft is zo’n optreden net als liefde: het mág niet gewoon worden. Ik ben nog wel zenuwachtig, maar niet meer bang.”

Wel zenuwachtig, niet meer bang?

“Het succes van zo’n optreden hangt ook deels van mijn timing af, maar het is léuk zenuwachtig; alles kan nog gebeuren. Dat heb ik vroeger wel anders gevoeld, toen had ik als fantasie dat het doek opging en ik ze op rij twee verschrikt hoorde fluisteren: ‘Shit, hadden we kaarten voor háár?!’”

Interview: Jowi Schmitz

Claudia de Breij (1975) maakt theater, muziek, boeken en televisie en staat van 6 t/m 13 maart met de voorstelling Wat als in Theater Carré.

Wat zie ik? Roxeanne Hazes

‘De blik van een verveelde huisvrouw gaat me goed af’

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Zangeres Roxeanne Hazes deed jarenlang diëten maar beseft nu: dat was zonde van haar tijd.

Interview: Jowi Schmitz

Wat zie je als je naar deze foto’s kijkt?

“Ik zie op alle foto’s een ander stukje van mezelf. Een ingetogen moeder, een vrouw die lol heeft, een stoer wijf. En op die foto waarop ik lach, keek ik net naar mijn man Erik, ik zie dat in mijn ogen. De foto waarbij ik recht in de camera kijk, is mijn signature look. Erik en ik noemen het grappend weleens ‘de verveelde huisvrouwenblik’, want zo sta ik vaak op foto’s. Blijkbaar gaat die blik me van nature goed af. Een beetje doods in de camera staren; laat dat maar aan mij over.”

Ben je bewust met zo’n look bezig?

“Toen ik zes jaar geleden besloot om niet langer mijn vaders muziek te zingen, koos ik – om die verandering aan te geven – voor een ander uiterlijk. Een look waar ik heel erg van hou: grote kostuums, grote make-up en groot haar. Ik weet nog dat er later mensen naar me toekwamen die wilden weten wie dat imago voor me had bedacht. Maar dat imago had ik dus niet bedacht, dat bén ik. Het sloeg aan, net zoals mijn muziek aansloeg. Want daar gaat het natuurlijk om: ik heb net gehoord dat mijn nieuwe album ook voor een Edison is genomineerd.”

Gefeliciteerd! Overigens heb je voor deze fotosessie geen ‘grote’ look ­meegenomen.

“De laatste jaren wil ik meer naturel, echter zijn.”

Wat betekent ‘echter’ voor jou?

“Al mijn hele leven lopen privé en openbaar door elkaar heen. Met een bekende vader als André Hazes ben je zichtbaar, en op mijn dertiende deed ik al mee aan een zangshow op tv. Dus het leed van mijn familie kon door iedereen worden gevolgd, net als dat iedereen kon zien wat mijn ambities waren. Dat vond ik vaak lastig, maar onderweg heb ik wel wat geleerd. Ik heb geleerd dat er kracht in mijn kwetsbaarheid zit en dat het oké is om die te laten zien. Ik wil zelfs over mijn jeugd praten, maar dan wel op een nette manier. Ik wil respectvol blijven en geen dingen zeggen waar ik later spijt van krijg.”

Je wilt kwetsbaar zijn en tegelijk de zaken onder controle houden?

“Dat klopt ook bij mijn hoogsensitiviteit; ik denk dat die ontstaat als je in je jeugd heel goed hebt moeten opletten hoe de sfeer is in huis, of het wel veilig voelt. Eerst leed ik onder die sensitiviteit, nu helpt het me om aan te voelen wat ik wil met mijn leven.”

Wat wil je met je leven?

“Ik wil in ieder geval niet tweehonderd keer per jaar optreden. Ik wil dat mijn zoon met een glimlach op zijn gezicht naar bed gaat. Oké, niet per se omdát hij naar bed moet, maar omdat hij die dag niet onnodig verdrietig is geweest.”

Is die gegroeide kennis over jezelf ook aan de buitenkant te zien?

“Vroeger zag ik meiden op TMF met grote borsten en een dun lijf. Ik had dat allebei niet, maar ik wilde het dolgraag. Toen ik in aanraking kwam met de body positivity-

beweging begon mijn opvatting over mezelf te veranderen. Maar niet meteen. Want zo positive was ik helemaal niet over mijn body. Ik herinner me een moment van inzicht; ik stond op een rode loper en had enorm mijn best gedaan om me mooi te maken. Ik keek om me heen en realiseerde me: iedereen staat hier hetzelfde te doen. Iedereen wil de mooiste zijn, maar tegelijkertijd is iedereen alleen maar met zichzelf bezig. Wat een bizarre wereld.”

Daarna werd je positiever over jezelf.

“Er kwam een tweede inzicht bij. Jarenlang volgde ik allerlei diëten. Dan was ik twee maanden heel streng voor mezelf en daarna ging ik de mist in. Dat betekende dus eerst twee maanden ongelukkig zijn omdat ik zo streng was, en daarna ongelukkig zijn omdat ik níet meer streng was. En het hielp niks! Dat inzicht kwam hard binnen. Zo hé, dacht ik, dus dáár ben ik de afgelopen vijftien jaar talloze uren mee bezig geweest. Echt zonde van mijn tijd.”

Roxeanne Hazes (1993) is zangeres. Haar nieuwste album heet ‘De tijd gaat mooie dingen doen’ (2023).

Zangeres Meis

Meis maakte een album over haar maagverwijdering: ‘Ik ben soms bang dat ik spijt krijg van dit idee’

Met ontbloot bovenlichaam en duidelijk zichtbaar litteken op haar buik prijkt zangeres Meis op de hoes van haar debuutalbum. Die foto vertelt samen met de elf liedjes op de plaat het verhaal van haar verwijderde maag. ‘Op dit album is geen plek voor nuance.’

Aysha de Groot (30) zit met een puzzelboekje te wachten in het café waar we hebben afgesproken. Dat is meer dan een onschuldig tijdverdrijf, zal in het gesprek blijken. Puzzelen is voor De Groot – artiestennaam: Meis – een manier om haar gedachten even stop te zetten. Die kunnen namelijk nogal donker zijn.

Dat was als kind al zo, zegt ze. Op haar vierde ging ze naar haar eerste therapeut, omdat haar moeder zich zorgen maakte om hoe somber en onbenaderbaar ze was. In haar twintiger jaren werd de duisternis dieper, tot ze op het punt kwam waar ze suïcidale gedachten kreeg. Sindsdien slikt De Groot antidepressiva. Maar eind vorig jaar kwam de suïcidaliteit terug. Daarom begint ze binnenkort opnieuw met therapie en is ze sinds de jaarwisseling gestopt met roken en drinken. Dat laatste was een probleem geworden. “Er ging elke avond een fles wijn leeg. Minimaal. En als ik uitging meer.”

Die hoeveelheid alcohol komt bij De Groot heftiger binnen dan bij de gemiddelde mens: ze heeft namelijk geen maag meer. Op haar achttiende ontdekte ze dat ze gendrager is van dezelfde zeldzame vorm van maagkanker waaraan haar moeder en oma overleden. De enige oplossing: een maagverwijdering. Die kreeg ze op haar 24ste, vlak na het afronden van het Conservatorium. Haar eerste plaat, die vrijdag verschijnt, gaat over die intense ingreep, de weg ernaartoe en de nasleep.

Meis toont hier het litteken van haar maagresectie.

‘Ben ik hiervoor onder het mes gegaan?’

De Groot, tevens achtergrondzangeres bij Eefje de Visser, bracht in 2021 als Meis haar eerste EP uit. Een kleine drie jaar later ligt haar debuutalbum in de schappen, Zwart/Wit. Over de betekenis van die titel is ze duidelijk: “Op dit album is geen plek voor nuance. Ik heb alles in de periode waarover ik zing heel extreem gevoeld. Dat doe ik nog steeds: het is bij mij -100 of +100.”

Het gros van de teksten op Zwart/Wit schreef ze in de twee weken dat ze in het ziekenhuis lag. “Vooral ’s nachts. Dan lag ik vaak wakker van de pijn.” Inmiddels is haar operatie bijna zeven jaar geleden, maar de weg naar herstel was lang. Ze somt haar donkere gedachten van de afgelopen jaren in sneltreinvaart op: “Waarom doe ik een operatie om mijn leven te verlengen, maar de kwaliteit van dat leven te verminderen? Wat is het leven dan nog waard? Waarom voel ik me zo ellendig? Waarom heb ik geen zin meer om mee te doen? O, nu zitten we in een pandemie en kán ik als artiest niet meer meedoen? Ben ik hiervoor onder het mes gegaan?”

Ook De Groots schuldgevoel jegens haar naasten speelde een rol in dat proces. “Het spijt me dat het weer gaat over mij”, zingt ze op Spijt. In het café, het puzzelboekje inmiddels aan de kant geschoven, zegt ze: “Ik heb moeite met ruimte innemen, altijd al gehad. Op het podium is dat anders. Daar is de ruimte nou eenmaal gereserveerd voor mij. Maar met dit album was ik bang dat het een ego-epos zou worden.”

Een vergelijkbare passage is te horen in Lelijk. Daar zingt ze dat het ‘slecht zou zijn als ik niet dacht aan andermans beleving; dat die meetelt, omdat ik godverdekanker niet alleen op de wereld sta’. Ze voelde veel weerstand om dat ene woord op te schrijven, vertelt ze. “Normaal scheld ik niet in mijn liedjes, laat staan met ‘kanker’. Ik heb veel moeite met mensen die dat doen. Elke keer als ik het hoor, doet dat me pijn. Dus óók als ik dat woord zing. Maar dat zorgt er wel voor dat het de lading krijgt die dat scheldwoord zou moeten hebben.”

Met litteken op albumcover

Niet alleen mentaal was de nasleep van de operatie heftig, ook fysiek. Haar slokdarm is vastgemaakt aan haar dunne darm. De Groot eet zes keer per dag kleine hoeveelheden, grotere porties lukt niet. Lactose en gefrituurd eten moet ze laten staan, evenals willekeurige favorieten van vroeger: rabarber en witte bolletjes bijvoorbeeld. Na haar operatie viel ze tien kilo af. “Mijn sleutelbeenderen staken uit, mijn kont was weg. En rechtop staan kon niet vanwege het verse litteken op mijn buik. Dat moest los gemasseerd worden.”

Met dat litteken staat ze nu op de albumhoes. Dat is gerust een doorbraak te noemen. “Toen ik voor het eerst na mijn operatie naakt met een jongen was, vroeg ik herhaaldelijk aan hem of hij het niet vies vond. Maar nu ben ik trots op dit buikje. Ik ben heus weleens bang dat ik spijt ga krijgen van dit idee. Of voor wat mensen erover gaan zeggen. Maar het is ook een foto die opvalt en die misschien aan het denken zet.”

Haar familie moest even wennen aan haar openheid, vertelt ze. De Groot komt uit een artiestennest: ze is de kleindochter van Boudewijn de Groot en de dochter van Marcel de Groot. Meis is haar tweede naam. Die beroemde achternaam gebruikt ze bewust niet als artiest. “Dan gaan mensen zeggen: er gaat een derde generatie De Groot nieuwe De Groot-dingen doen. En dan zing ik ook nog in het Nederlands.” Maar ze laat liedjes wel aan haar vader en opa horen en zij geven dan ook feedback, waar ze al dan niet iets mee doet. “Mijn opa zei: ‘Het is wel érg persoonlijk. Weet je zeker dat je dit allemaal met mensen wilt delen?’ Ja, antwoordde ik, dat weet ik zeker. Ik deel dit zodat mensen er iets in kunnen herkennen en zelf ook hun verhaal vertellen.”

Wraak op haar lichaam

Dat gebeurt nu al, voor het project verschenen is. Berichtjes van mensen die door een vergelijkbaar ziektetraject zijn gegaan, maar ook medewerkers van patiëntenorganisaties die haar vragen te komen spreken. Nu geeft De Groot dus ook presentaties over het onderwerp. Is het niet heftig om keer op keer haar persoonlijke verhaal, dat onlosmakelijk verbonden is met het verlies van haar moeder, te moeten doen? Jawel. “Na dit gesprek ben ik kapot”, voorziet ze. “Daarom plan ik hooguit één interview per dag. Dan kan ik even bijkomen.”

Dat lukt onder meer met behulp van een nieuwe hobby: paaldansen. Ze is er anderhalf jaar geleden mee begonnen om haar lichaam ‘terug te pakken’. “Het had geprobeerd me dood te maken, dus ik dacht: ik zal jou een lesje leren. Paaldansen doet veel zeer als je net begint: je hangt aan je huid, krijgt brandplekken en blaren. Maar ineens werkten mijn lijf en ik samen. Dat had ik niet verwacht. Voor mijn zelfvertrouwen heeft dat veel gedaan.”

Daarom gaat de paal nu mee op tour. “Paaldansen heeft een seksueel imago; natuurlijk is het een sensuele sport, maar daar gaat het mij niet om. Ik wil ermee laten zien dat ik kracht heb en controle kan uitoefenen over mijn eigen lichaam.”

Hoewel De Groot nu kerngezond is – “Ik heb nu net zoveel kans op kanker als elk ander mens” – is ze niet helemaal verlost van medische trajecten. “Vanaf mijn dertigste verjaardag moet ik jaarlijks mijn borsten laten controleren: met dit gen heb je ook een verhoogde kans op borstkanker. En ik wil heel graag kinderen, maar een eventuele zwangerschap zal strak gemonitord worden door het ziekenhuis. Ze hebben nog nooit een zwangere patiënt zonder maag gehad. Vreselijk: alle romantiek gaat eraf. Maar anderen kunnen er veel aan hebben.”

Meis tourt in februari en maart door Nederland en België. Op 20 april vindt bovendien MeisFest plaats, een door De Groot gecureerde muziekavond in de Amsterdamse Melkweg.

Interview: Tim van Erp

Jonge Geesten: Debbie Harry

Jezelf uitdagen en plastische chirurgie, dat houdt Blondie vitaal

Debbie Harry is Blondie, maar ouder worden is voor de 78-jarige Harry toch iets anders dan voor Blondie.

Debbie Harry inspecteert zichzelf op het computerscherm en zegt dat ze er geen bezwaar tegen heeft dat het gesprek wordt opgenomen. Harry zit in New York als zij vanuit Nederland, via beeldbellen, wordt geïnterviewd. Als dat beeld wordt vastgelegd, schuift ze nog wel even een grijze lok goed.

Om het geheugen wat op te frissen: Debbie Harry is de frontvrouw van de band Blondie. Eigenlijk is zij Blondie en voor velen de meest sexy en charismatische vrouw in de popmuziek van de jaren zeventig en tachtig, met rode lippen die normaal alleen voorkomen in de zoetste liefdesliedjes en blauwe ogen die je dromerig verlangend aankijken en nog meer verlangen opwekken. Ogen die nu schuil gaan achter een grote zonnebril.

Daar schuilt een zekere symboliek in, zal later in het gesprek blijken als ze vertelt over hoe het is om als popidool ouder te worden.

Harry is de verteller in de documentaire So Unreal die deze week op het filmfestival IFFR draait. Maar nu ze toch achter het scherm zit, is het ook een uitgelezen mogelijkheid om haar te vragen hoe zij zichzelf vitaal houdt, als onderdeel van de serie Jonge Geesten. Het antwoord bestaat bij Harry uit een deel over haar lichaam, haar uiterlijk en een deel over haar mentale gesteldheid, haar geest.

Nieuwe projecten aanpakken

Eerst de geest. Een jonge geest heeft uitdagingen nodig. Harry zoekt dat onder meer door projecten aan te pakken als So Unreal, iets dat buiten haar comfortzone ligt. “Ik ben gewend om verhalen te vertellen met muziek, maar deze rol als verhalenverteller was nieuw en best spannend”, zegt Harry. “Het dwong me tot een krachtsinspanning, dwong me om verder te reiken, hard te werken. ”

So Unreal gaat over sciencefictionfilms in de periode 1981-2001. De tijd dat bijvoorbeeld het eerste deel van de film The Matrix verscheen. De maker van de documentaire, Amanda Kramer, laat in anderhalf uur zien hoe filmmakers eind vorige eeuw vragen opwerpen over wat echt is en wat niet, waar de grenzen liggen van identiteit en menselijk bewustzijn. Vragen die in de huidige tijd met de opkomst van kunstmatige intelligentie en levensechte avatars uiterst actueel zijn.

Keer je vooral niet af van de huidige ontwikkelingen met kunstmatige intelligentie, adviseert Harry. “Ik heb technologie altijd omarmd. Ik hou van nieuwe dingen en wil graag vooruitstrevend zijn. Al weet ik niet of ik nu zo bedreven ben in de wereld van computers en technologie.”

Maar Kramer vroeg Harry niet voor niets voor de rol van verteller. Blondie en sciencefiction klinkt misschien als een curieuze combinatie, dat is het niet. Een van haar bekendste nummers, Rapture uit 1981, is een mengeling van sciencefiction en urban dance-cultuur, ze speelde in de scifi-film Videodrome uit 1983 en haar grootste spijtmoment heeft te maken met sciencefiction. Ze was gevraagd voor de film Blade Runner uit 1982, maar haar platenmaatschappij vond dat geen goed idee. En dus liet ze de kans lopen om met Rutger Hauer te spelen in deze klassieker.

Ontwikkelingen bijhouden

Nieuwe technologie zet haar geest weer aan het werk, stelt Harry. Maar alle ontwikkelingen bijhouden is tegenwoordig ook voor haar niet altijd makkelijk. “Was alle technologie die we nu hebben er toen ik nog een kind was, dan was het makkelijker bij te benen. Nu loop je vaak achter de ontwikkelingen aan, maar ik probeer open-minded te blijven.”

Sociale media is dan weer niet aan haar besteed. “Dat kost me veel te veel tijd.” Dat heeft Harry niet omdat ze nog volop actief is. “Ik probeer van alles te doen. Zo eindig je niet in een hoekje. Want dat kan ook, dat je zachtjes wegkwijnt. Dat is slecht voor je op alle mogelijke manieren. Het is slecht voor je gezondheid, slecht voor je geest, slecht voor je vrienden, slecht voor je familie. Het is zelfs slecht voor de hond.”

Vorig jaar nog stond Blondie op het Britse rockfestival Glastonbury. Zingen zoals eind jaren zeventig lukt niet meer, schrijft The Guardian in een recensie. Maar haar theatrale optreden en charisma maakten veel goed. “Op 77-jarige leeftijd is ze niet het meisje dat snel opgeeft”, schreef de Britse krant.

Blijf vechten

En zo is ze ook opgevoed, zegt ze. Niet te snel opgeven. “Het is een kwestie van vechten. Sommige mensen zijn vechters en sommige mensen zijn dat niet. Maar je moet vechten. Lees eens biografieën of autobiografieën van mensen die je bewondert. Wat je zult zien is dat zij in staat zijn hun gevoel voor humor te behouden, ook al is de situatie er niet naar, wat ik vroeger zelf ook geregeld heb meegemaakt.” Haar toenmalige partner, medebandlid Chris Stein, werd begin jaren tachtig ernstig ziek, beiden waren in die tijd drugsverslaafd en door slechte deals met de platenmaatschappij kregen zij financiële problemen.

Een jonge geest huist voor Harry in een lichaam dat er goed uitziet. Zoiets werkt psychisch door. Dat haar blonde haren grijs zijn, deert haar niet zo. Wel stapte ze naar de plastisch chirurg om een en ander glad te trekken. “Het is onvermijdelijk dat je kracht, energie en schoonheid verliest als je ouder wordt. Je moet een soort overeenkomst met jezelf sluiten om die realiteit te accepteren.”

Maar wacht even, is plastische chirurgie geen voorbeeld van het niet accepteren van ouder worden? Geenszins, vindt Harry. “Het is net als een soort griepprik”, schreef ze in haar autobiografie Face It. “Gewoon een manier om goed voor jezelf te zorgen.”

Het personage Blondie en Harry

Al zorgt Harry daarmee vooral voor popster Blondie. In het tijdschrift Esquire vertelde Harry een paar jaar geleden over David Bowie die fictieve personages creëerde, zoals Ziggy Stardust. Harry herkende dat, zegt ze in Esquire. “Op een bepaalde manier heb ik dat ook gedaan. Het voelt alsof ook ik een personage heb gecreëerd.”

En voor dat personage Blondie is het belangrijk om er goed uit te blijven zien. “Vooropgesteld, ik kon en kan echt wel meer dan alleen maar mooi zijn. Ik wil niet alleen worden herinnerd om mijn uiterlijk. Maar mijn uiterlijk maakt wel deel uit van mijn leven als entertainer. Er is zoveel waarde gehecht aan mij vanwege de manier waarop ik eruit zie.”

Als het gaat over angst voor ouder worden, is het dus vooral popster Blondie en niet Debbie Harry die daarmee worstelt. Niet alleen qua uiterlijk, maar ook lichamelijk. “Ik zou best nog over het podium willen rennen alsof ik 25 ben, maar dat lukt niet meer. Daarbij, ik moet me nu ook meer gedragen als een dame.”

Harry doet de zonnebril af en vertelt dat ouder worden niet altijd zo makkelijk is, maar tegelijkertijd is ze nu misschien wel gelukkiger dan ooit. Ze voelt zich completer, schrijft ze in haar autobiografie. En Blondie? Zij groeit mee. Al is voor Blondie ouder worden vervelender dan voor Harry, toch gaan ze daarin gelijk op. “De teksten die ik schrijf voor onze nieuwe nummers, zijn van nu. Ik gebruik mijn perspectief en dat is natuurlijk veranderd met de jaren.”

“Wat ik nooit moet vergeten, is dat ik een bevoorrecht persoon ben met mijn positie in de samenleving, in de wereld, ook al heb ik mijn eerlijke deel aan persoonlijke ellende gehad. Dus als ik negatief word, dan geef ik mezelf een schop onder de kont.”

‘Sensationeel, en zo waar’

So Unreal is een video-essay over onze afhankelijkheid van technologie, over hoe technologie ons vormt. De film van Amanda Kramer maakt gebruik van scènes uit verschillende sciencefictionfilms uit de periode 1981 tot en met 2001. 

Debbie Harry, de verteller, was overdonderd toen ze het script voor het eerst las. “Sensationeel, en zo waar. Kramer begrijpt wat technologie met ons doet, met de maatschappij, met de wereld, de toekomst. Ze doet dat met sterke, overtuigende zinnen in een vocabulaire dat ik niet kan gebruiken in songteksten.”

So Unreal is tot 4 februari te zien op IFFR in Rotterdam.

Interview: Marco Visser

Wat zie ik? Andries Tunru

Cabaretier Andries Tunru (33): ‘Ik voel me echt een god als ik aan het spelen ben, je kunt alles bedenken’

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Cabaretier Andries Tunru (33) houdt ervan de gedaanten van anderen in te nemen en ziet die terug op zijn portretten.

Wat zie je als je naar je foto’s kijkt?

“In die lachende foto herken ik mezelf het meeste. Die jongen is een gangmaker.”

Zo zie je het graag?

“In die serieuze foto herken ik mezelf ook. Ik kan zelfs nog wel ernstiger kijken. Of misschien is ‘onrustig’ een beter woord. Als ik in de trein zit bijvoorbeeld, en mensen kijken naar me, dan gaan mijn ogen alle kanten op. Ik zíe ze denken: die gast ken ik ergens van, maar waarvan ook alweer? Vreselijk. Misschien dat ik daarom ook wel elke show, elk programma aangrijp om nóg wat bekender te worden. Gewoon vol gas erdoorheen. Ik bedoel, als ik met een écht bekende Nederlander op pad ben, met Guido Weijers of zo, dan is er geen ongemakkelijke onduidelijkheid. ‘Hé Guido’, zeggen ze dan. Mij lopen ze soms achterna en dan vragen ze: ‘Goh, heb jij niet met mijn broer op volleybal gezeten? In Woerden?”

Waarom vind je dat zo erg?

“Het brengt me terug naar mijn jeugd. Het gevoel dat je gezien wordt, maar niet weet wat daar de gevolgen van zijn. Sociaal onveilig voel ik me dan.”

Dan liever gangmaker?

“Tussen mijn tiende en mijn zestiende was er bij ons thuis een stiefvader die ons gezin op scherp heeft gezet. Hij was een man met issues. Hij had borderline, smetvrees, hij was narcistisch. Hij was ook driftig, soms vloog onze telefoon door de kamer. Al vrij snel in het begin introduceerde hij het pluimenspel.”

Het pluimenspel?

“Dat ging zo: je begon de dag met tien pluimen en kon door je gedrag pluimen bijverdienen of ze juist kwijtraken. Met veertien pluimen mocht je ijs als toetje, met vijftien pluimen mocht je zeggen wat er de volgende dag gegeten ging worden. Elke avond kwam het pluimenboekje tevoorschijn en werd dat bijgehouden. Maar het ding was: ik en mijn zusje kregen er altijd pluimen bij, mijn broer en broertje raakten altijd pluimen kwijt. Dat scoren, dat heb ik toen geïnternaliseerd. Ik wil nog steeds scoren en ontdekte op de middelbare school waar dat goed mee ging, met grappen maken.”

Zo werd jij de clown?

“Die periode was onveilig, maar heeft me ook wat opgeleverd. Ik ben er heel alert van geworden. Ik kan snel denken en schakelen, allemaal zaken die je bij improvisatietheater en cabaret goed kunt gebruiken. Het klinkt misschien wat overtrokken, maar ik voel me echt een god als ik aan het spelen ben. Je kunt alles bedenken, je kunt alles zeggen. Je voelt een scheppende kracht, maakt iets wat er eerder nog niet was. En dan produceer je zo, ratsbam, een operalied over bosbessen. Het is theater zonder vangnet, en ik hou ervan om steeds de gedaante van een ander personage aan te nemen – allemaal met een ander accentje. Die personages zie ik terug op de andere twee foto’s.”

Doet je uiterlijk ertoe?

“Totaal niet. Ik was tot de tweede op de middelbare school 1 meter 30. Het was een vaste grap als er een nieuwe leerling op school kwam: zou hij korter zijn dan Andries? Maar nee, dat was nooit het geval. Het kon me niks schelen, ik was de klassenclown die in elke musical speelde, die altijd de lachers op zijn hand wilde hebben. Ik was ook anderhalf jaar jonger dan iedereen, want ik had een klas overgeslagen, het druppie van de klas.

Ook later was ik niet met mijn uiterlijk bezig. Terwijl ik psychologie ging studeren, wat betekent dat je met zo’n vierhonderd vrouwen in een collegezaal zit. Dat zijn nogal wat date-kansen, zouden veel mannen denken, en nog even keurend naar zichzelf in de spiegel kijken. Ik heb er nooit aan gedacht. Daarom vond ik het ook zo grappig toen ik door het tijdschrift Viva tot ‘leuke man van de maand’ werd gekozen. Ze gingen wel failliet trouwens, na dat nummer.”

Andries Tunru (1991) is cabaretier en improvisatieacteur. Hij toert momenteel met zijn voorstelling Marmer door het land (info: andriestunru.nl).

Interview: Jowi Schmitz

Jonge Geesten: Henk Helmantel

Henk Helmantel: ‘Ik heb nog elke dag zin om te schilderen’


Als 78-jarige schildert Henk Helmantel zes dagen in de week van acht uur ‘s ochtends tot zes uur ‘s avonds. ‘Ik ben nog steeds ambitieus. Ik zou nog wel een groot kerkinterieur willen schilderen van de kerk hiernaast.’

Kunstschilder Henk Helmantel weet nog goed dat hij 63 jaar werd. Dat is de leeftijd waarop Rembrandt is overleden. Niet dat hij zich op een lijn wil stellen met de grote meester. “Maar hij is mijn grote voorbeeld. Ik ben nu 78 en heb vergeleken met Rembrandt al zoveel extra tijd gekregen om te schilderen.”

Een paar keer per week loopt Helmantel naar de bovenste verdieping van zijn monumentale huis, waarin hij naast zijn atelier ook een klein museum heeft. Daar hangen in een kamer – ooit de slaapkamer van een van zijn vier kinderen – elf etsen van Rembrandt. Elke keer weer is hij diep onder de indruk. “Het is onvoorstelbaar wat hij aan emoties en sfeer in zijn werk weet te leggen en hoe hij met een paar halen mensen karakteriseert. Hij gaat tot op de bodem van de zielenroerselen.”

We zullen de etsen later nog bekijken, eerst gaan we naar zijn atelier. Daar staan twee armstoelen klaar met frontaal zicht op de drie schilderijen waar hij de afgelopen maanden aan heeft gewerkt. Het zijn twee stillevens, een met kweeperen, de ander met mispels. De vruchten komen uit eigen tuin. Het derde schilderij is het interieur van de abdij van Silvacane in de Provence.

Stillevens en interieurs van middeleeuwse kerken en kloosters zijn de favoriete onderwerpen van deze succesvolle realist. De vruchten zijn zo verbluffend levensecht geschilderd, dat je de structuur van hun schil haast op je vingertoppen voelt. Net zoals de devote stilte in het eeuwenoude klooster over je heen daalt.

Kost het schilderen met het ouder worden meer moeite of gaat het juist gemakkelijker door de lange ervaring?

“Ik merk weinig verandering. Ik heb nog elke dag zin om te schilderen en ben nog altijd ambitieus. Het liefst zit ik in mijn atelier. Zes dagen in de week schilder ik hier van acht tot zes en ‘s avonds meestal ook nog een paar uur. Alleen de zaterdagavonden en zondagen houd ik vrij. Mijn motoriek is gelukkig nog goed, ook heb ik geen last van trillende handen. Wel schilder ik sinds mijn vijftigste met een leesbril. Ik ben fit en vrij vitaal en fiets regelmatig omdat ik geen rijbewijs heb, maar extra bewegen of sporten doe ik niet. Wel eet ik gezond, veel groentes.”

Ook mentaal valt het schilderen hem niet zwaarder, nu hij ouder wordt. “Tussen het schilderen door gebeurt hier natuurlijk ook van alles. Er komen mensen langs die een schilderij willen kopen of er moet een tentoonstelling worden geregeld. Ik kan er heel goed tegen om even te stoppen en daarna de draad weer op te pakken. De concentratie is er meteen weer.”

Ook niet moe na een lange schilderdag?

Hij kijkt verbaasd. “Moe? Schilderen kost weinig fysieke inspanning. Misschien scheelt het dat ik zittend schilder. Ik heb ook geen schildersezel. Ik ben een ezelloze schilder.”

Hij gebruikt een houten trap als ezel. Die zet hij voor zich neer en plaatst daar de masonite hardboard plaat op. Hij schildert nooit op doek, altijd op watervast hardboard, dat vroeger ook wel in de bouw werd gebruikt. Heel grote kerkinterieurs zet hij zo nodig op de kop om ook het bovenste deel te kunnen schilderen. “Meestal gebeurt er toch niet zoveel boven in die hoge gewelven.”

Helmantel woont al zijn hele leven in het Groningse dorp Westeremden. Zijn ouders hadden een kwekerij, ‘hard werken, weinig verdienen’. Kunst speelde geen bijzondere rol. Als jongen kon hij goed tekenen. Op tienjarige leeftijd zag hij voor het eerst een goede kunstreproductie in een tijdschrift. “Toen wist ik: ik wil kunstschilder worden.” Zijn ouders hadden hun bedenkingen maar hielden hem niet tegen, toen hij op zijn zestiende naar de kunstacademie Minerva in Groningen ging. In 1967 ging hij aan de slag als impressionistisch en iets later vooral als realistisch schilder en kon daarmee al snel zijn brood verdienen.

In 1970 kocht hij de pastorie naast de middeleeuwse Andreaskerk. Na een paar jaar liet hij het huis slopen om het te vervangen door een reconstructie van de middeleeuwse pastorieboerderij die tot 1912 op deze plek stond. Later kwam daar ook een tentoonstellingsruimte bij voor zijn eigen werk en de kunstverzameling van Helmantel en zijn echtgenote Babs.

De collectie omvat antieke meubels, heiligenbeelden, glas en aardewerk, vanaf de middeleeuwen tot de renaissance. Er zitten veel attributen bij die Helmantel ook gebruikt voor zijn stillevens. Daarnaast verzamelen ze beeldende kunst, vooral uit de afgelopen eeuw. Tot corona trok het museum jaarlijks zo’n tienduizend 10.000 bezoekers. Inmiddels zijn dat er weer 7.000. Babs verzorgt de rondleidingen en groepen mogen ook een kijkje nemen in het atelier van Henk. “Maar niet te lang, hoor.”

Als u uw laatste schilderijen kritisch bekijkt en vergelijkt met werk van pakweg 20 jaar geleden, ziet u dan verschil?

“Niet in kwaliteit. Het is niet vanzelfsprekend dat je je kwaliteit op oudere leeftijd vast kunt houden. Bij Rembrandt wordt de kwaliteit aan het eind van zijn leven ook ietsje minder. Dat zie je bijvoorbeeld aan de handen en kleding. Bij mezelf zie ik dat nog niet, al moet ik er wel bij zeggen dat je het soms zelf ook niet ziet.”

Hij kijkt nog eens aandachtig naar zijn eigen schilderijen. “Ik zie wel veranderingen in mijn werk. De exactheid, daar ben ik toch een beetje op aan het interen. Maar dat vind ik winst. Dat hele strakke is er vanaf. Het is minder steriel. Het heeft daardoor meer sfeer.”

Moet u uw beste schilderij nog maken?

“Ik vind dat ik een oeuvre heb dat er mag zijn. Als ik nu mijn ogen zou sluiten, hoef ik mezelf geen verwijt te maken. Ik heb gedaan wat in mijn vermogen lag. Ik zou nog wel een groot kerkinterieur willen schilderen van de kerk hiernaast, ook al heb ik hem al een keer geschilderd.” Hij wijst naar het raam met uitzicht op de Andreaskerk.

Wilt u een beter schilderij maken?

“Niet minder in ieder geval. Anders. Het werkt niet als ik nu zeg dat ik mijn allerbeste kerkinterieur ga schilderen. Het is beter om er blanco in te gaan.”

Jarenlang werd u niet gezien in de kunstwereld. Voelde u zich miskend?

“De mensen die het voor het zeggen hebben, zoals een aantal museumdirecteuren, negeerden mij. Het was altijd hetzelfde verhaal. Ze vonden me een hele goede schilder, maar mijn werk was niet vernieuwend. Ik ben ook geen totale vernieuwer, maar ik heb op een stille manier toch iets weten toe te voegen aan stillevens en kerkinterieurs. Het heeft een bepaald karakter. Mensen die mijn werk gezien hebben, vergeten het nooit meer. Ja, ik ben een nogal bediscussieerd persoon in de kunst, een buitenbeentje, maar inmiddels word ik steeds meer geaccepteerd.”

Een bijzondere doorbraak kwam tien jaar geleden, toen het Groninger Museum voor het eerst een schilderij van hem kocht. Zijn betekenis voor de figuratieve kunst werd in 2021 ook onderstreept met de Sacha Tanja penning, die hij volgens de jury al veel eerder had moeten krijgen. Met zijn schilderijen nodigt Helmantel de kijker uit tot bezinning, rust en stilte, aldus de jury. En benadrukt hij de schoonheid van de alledaagse dingen om ons heen. Helmantel: “Toen de juryleden, onder wie Wim Pijbes, Joop van Caldenborgh en Emily Ansenk hier kwamen kijken, waren ze overdonderd.”

En dan is het tijd voor de lunch samen met Babs, die Groningse mosterdsoep en boterhammen serveert. In de woonkeuken met moderne apparatuur verstopt achter eeuwenoude bouwmaterialen, spreekt Helmantel voor en na het eten een (dank)gebed uit. Ook leest hij een stukje voor uit de Bijbel, uit het boek Prediker. Ze zijn actief lid van de protestantse gemeente in het dorp.

Tijdens de rondleiding door het museum laat Helmantel het schilderijtje zien waarmee het verzamelen ooit begon. Dat was kort na hun huwelijk in 1971, toen ze op brommervakantie in Epse bij Deventer belandden. Daar zagen ze een stilleven van Koos Stikvoort, zo eenvoudig en los geschilderd dat ze er meteen voor vielen.

De collectie waaiert breed uit, van Weissenbruch van de Haagse School en de Belgische stillevenschilder Walter Vaes tot de realist Matthijs Röling, de gedetailleerde tekeningen van Philip Kouwen en het dromerige werk van Jan Mankes. Er hangen ook abstracte werken van Kees Stoop. “Ook daar kan ik enorm van genieten.” Lang staat hij stil bij de etsen van Rembrandt. “Ik had nooit verwacht dat ik werk van Rembrandt zou kunnen kopen. Elke keer ben ik weer verwonderd dat ik er hier in eigen huis naar kan kijken.”

Denkt u al na over de toekomst van dit museum en uw werk als u er niet meer bent?

“Dan wordt het hier helemaal een museum. We zijn in 2016 een stichting geworden en werken er hard aan om er een officieel museum van te maken. We hebben hulp van een conservator, Liesbeth van Es. Ze werkt ook in het Ikonenmuseum in Kampen.”

“Onze derde zoon Adriaan wil het museum voortzetten. Dat was voor ons een grote verrassing. Hij is helemaal niet van de kunst. Hij is wielrenner geweest, heeft diverse wielerploegen geleid en Tom Dumoulin ook in zijn ploeg gehad. Sinds een jaar helpt hij ons met allerlei zaken. Hij vindt dat deze bijzondere plek en de collectie in stand moeten blijven.”

We eindigen de rondleiding in de woonkamer van de Helmantels, ook ingericht met antiek en ikonen. Helmantel wijst naar het enige hedendaagse attribuut, de televisie. “Als ik er niet meer ben, zal die er wel uit gaan.”

Interview: Henny de Lange

Zangeres Froukje

Froukje: ‘Het is logisch dat mijn generatie het onbekende beangstigend vindt’


Vrijdag 12 januari verscheen het debuutalbum van zangeres Froukje, Noodzakelijk Verdriet. ‘Ik voel me minder bang voor de confrontaties in het leven.’

Aan tafel in het kantoor van haar management zit Froukje Veenstra prints te signeren voor bij de deluxeset van haar album. Er ligt nog een hele stapel klaar voor na ons gesprek, haar laatste in een reeks interviews vandaag.


De avond is al ingevallen. Veenstra’s schema is, negen dagen voor de albumrelease, ‘moordend’. Niet haar woorden, maar die van haar PR-manager. Is het een beetje te doen, vragen we de zangeres. Ze reageert er gelaten op, zoals ze tijdens het interview vaker zal doen. De Nieuwkoopse komt niet over als iemand die zich makkelijk gek laat maken.

“Ik heb het wel druk, ja. Maar ik heb het soms ook een maand lang niet druk. In het najaar heb ik nog drie weken door Scandinavië gereisd”, antwoordt ze terwijl haar vingers spelen met een leeg doosje thee op tafel. “En ik vind het lekker wanneer het allemaal weer een beetje gaat leven.”

Veenstra brak begin 2020 door met Groter Dan Ik. Ze zat toen nog op het Rotterdamse Conservatorium (Codarts). Erna volgden successen met songs als Ik Wil Dansen en Niets Tussen. Ze won twee jaar op rij een Edison in de categorie ‘alternative’ en drie jaar op rij de 3voor12 Song van het Jaar Award. Allemaal zonder album op zak. Nu is dat er eindelijk: Noodzakelijk Verdriet.

Je hebt twee EP’s uitgebracht, maar een volwaardig album is andere koek. Ben je zenuwachtig?

“Ik heb er vooral zin in. Dat het harde werk dat we in deze plaat hebben gestopt zo meteen wordt ingelost. Nou ja, of niet natuurlijk. Misschien wordt het geen succes. Ja, dat vind ik wel spannend. Tot dusver zijn de reacties heel goed, maar misschien zijn mensen gewoon beleefd.”

Zangeres Froukje. ‘Het leven als popster is wat eenzamer dan ik had verwacht.’

Wanneer was dit album voor jou af?

“Dat vond ik moeilijk. Ik heb dat moment lang uitgesteld, dacht altijd: het kan nog beter. Maar op een gegeven moment heb ik de nummers aan wat mensen laten horen en die zeiden: dit is gewoon een plaat. Dus ik had externe bevestiging nodig om in te zien dat het goed genoeg was.”

Geldt dat straks ook voor de recensies?

“Wakker lig ik er niet van, maar die vind ik net zo spannend. Ik lees ze ook allemaal. Tot nog toe heb ik gelukkig geen vernietigende recensies gekregen in mijn carrière. Het lijkt me wel rot als dat gebeurt. Tegelijkertijd is het ook maar de mening van één persoon.”

Waarom heet het album Noodzakelijk Verdriet?

“Dingen waar je bang voor bent, die oncomfortabel zijn, dáárachter ligt het goud. Mijn generatie, Gen Z, wordt vaak als angstig bestempeld en dat klopt ook wel. In de vormende jaren van mijn leven lag alles stil door de pandemie. Daardoor missen we een bepaalde praktijkervaring die je wat harder maakt. Het is dus logisch dat we het onbekende beangstigend vinden. Door de snelkookpan van volwassenheid waarin ik de afgelopen vier jaar heb gezeten, merkte ik dat je beter in je vel gaat zitten door die dingen juist te doen.”

Zoals?

“Mensen bellen die je niet durft te bellen, gesprekken voeren die je normaal vermijdt. Vorig jaar heb ik voor het eerst tegen vrienden gezegd: ‘Dit spijt me.’ Of: ‘Ik zit hiermee’. Zo’n gesprek valt na afloop altijd mee. Ik voel me minder bang voor de confrontaties in het leven.”

Een van de liedjes gaat over je broer, die op vierjarige leeftijd overleed aan leukemie, vlak na jouw geboorte.

“Dat nummer gaat over het hypothetische leven dat wij samen hadden kunnen hebben. En de acceptatie dat dat er niet is geweest. Want het leven is óók heerlijk, zing ik; mijn ouders kunnen gelukkig nog steeds genieten, zelfs al hebben zij zo’n ondenkbaar verdriet meegemaakt.”

Wat vinden ze van het lied?

“Ze hebben het nog niet gehoord. Ja, ze weten dat het bestaat. Ik wil het ze laten horen voor de plaat uitkomt, maar ik merk dat ik dat uitstel. Ik hou mijn liedjes normaal gescheiden van mijn leven; ik schrijf persoonlijke nummers, maar ben niet gewend dat ik die vervolgens moet duiden. Zeker omdat een songtekst vaak een uitvergroting is. Misschien moet ik het ze vanavond gewoon sturen. Dan kunnen ze het in hun eigen tijd opzetten.”

Waarom koos je ervoor om hierover te zingen?

“Ik had het raar gevonden als er geen nummer over mijn broer op dit album had gestaan. Ik zing over allemaal thema’s in mijn leven en daar hoort hij bij. Of het niet zwaar is? Nee, voor mij valt dat mee, ik was twee maanden oud toen hij overleed. Voor mijn ouders is dat natuurlijk anders.”

Je staat volgende week twee avonden in een uitverkocht Carré. Niet mis, als 22-jarige.

“Ja, heel tof. Ik heb er veel zin in, maar ben er niet de hele tijd ondersteboven van of zo. Om me heen zie ik soms dat artiesten zwaar aan zo’n show kunnen tillen. Ik vind het juist relaxed om dat niet te doen. Zo maak ik het behapbaar voor mezelf.”

Was het aan het begin van je carrière dan niet altijd behapbaar?

“In het begin kon ik niet slapen na een show. Dan dacht ik: hoe ga ik ooit nog kunnen ontspannen? Dat is nu anders. Ik vind het nog steeds heel leuk, maar optreden voor een groot publiek went.”

Toch duurde het even voor je kon wennen: je doorbraak kwam ongeveer tegelijkertijd met de coronapandemie.

“Mijn eerste grote optreden was bij een van de testevenementen begin 2021: Back to Live. Dat was zó raar. Ineens waren daar 1500 mensen die allemaal mijn naam riepen. Ik trok het gewoon niet: voordat ik op moest, moest ik heel hard huilen. Het was te veel voor me op dat moment.”

Heftig, lijkt me, als je vlak voor een optreden moet huilen.

“Ik heb het vaker meegemaakt hoor. Toen ik een gebroken hart had bijvoorbeeld. Op dat soort dagen kan ik jaloers zijn op mijn bandleden: die kunnen zich stilhouden achter hun instrument. Ik moet op een kutdag in de microfoon roepen alsof ik het enorm naar mijn zin heb. Maar ach. Iedereen denkt weleens: hoe kom ik mijn werkdag door?”

Is popster zijn wat je ervan had verwacht?

“Ik weet niet of ik er een wezenlijke verwachting van had. Maar het is meer een bedrijf dan ik had gedacht. Mijn muziek moet verkocht worden, soms moet ik leiding geven of harde beslissingen nemen.” Bedachtzaam: “Het is wat eenzamer dan ik had verwacht, denk ik.”

Op welke manier?

“Er zijn steeds meer mensen met wie ik geen gelijkwaardige relatie heb. Met mijn team heb ik een fijne band, maar er zit toch een bepaald belang bij voor iedereen. Bovendien staan mijn naam en gezicht op alle producten; die rol deel ik met niemand. En mijn fans weten alles van mij als ze me ontmoeten, maar ik niks van hen. Wanneer ik uitga, kom ik soms in een soort interview terecht. Daar heb ik niet altijd zin in. Als ik moe ben, kan ik op zo’n moment onaardig zijn. Achteraf schaam ik me daarvoor.”

Om er een positieve draai aan te geven: je kunt dus wel nog uitgaan.

“Nou, ja, het kan. Daar is alles mee gezegd, haha. Maar je moet er een beetje schijt aan hebben. Al vind ik het fijn als ik op feestjes met iemand ben die ook artiest is en snapt hoe het is. En gelukkig zijn Nederlanders over het algemeen niet zo hysterisch.”

Interview: Tim van Erp

Jonge Geesten: Olga Zuiderhoek

Olga Zuiderhoek: ‘Ik verheugde me nooit op een bedscène, maar je deed het gewoon’

Wat actrice Olga Zuiderhoek fijn vindt aan het ouder worden? Dat ze meer durft, dat ze een positiever zelfbeeld heeft dan vroeger, dat ze minder verlegen is, dat ze weet wie ze is.

Ze wil wel, maar eigenlijk heeft ze geen tijd. Het is lastig een afspraak te maken met actrice Olga Zuiderhoek (Assen, 1946). Haar huis ligt bezaaid met film- en tv-scripts, want ze is volop aan het werk. Zelfs in de decembermaand waarin anderen het een beetje rustig aan deden, ging zij op tournee door het land met haar zelfbedachte muziekprogramma Maar wat er ook gebeurt, er klinkt muziek.

Nu is er wat rust. Aan haar keukentafel heeft ze op 7 hoog een formidabel uitzicht op de Amsterdamse binnenstad. De zon schijnt naar binnen, dus is het minder erg dat de verwarming het heeft begeven. “Dat is een lang verhaal.” Ook lukt het haar niet de fruitvliegjesplaag in de keuken te bestrijden, dus de schillen van het liefdevol gesneden fruit – ‘In plaats van ongezonde koeken’ – gaan niet de afvalbak in, maar de ijskast. “Hupsakee, weg ermee… Ik moet weer gif kopen, waarmee ze hun vriendjes infecteren, dat hielp heel lang.”

Wat ze fijn vindt aan het ouder worden? Dat ze meer durft, dat ze een positiever zelfbeeld heeft dan vroeger, dat ze minder verlegen is en weet wie ze is. Niet dat ze dat zelf zo zou zeggen, maar ze beaamt het. “Ik vind het net zo fijn om vrij te zijn als om te werken. Dus als ik iets krijg aangeboden waarvan ik denk: daar moet te veel aan gebeuren voor het wat wordt, zeg ik nu met gemak af. Vroeger speelde ik wel vijf keer per week toneel, ik was altijd onderweg. Als er dan een schnabbel langskwam, zei ik veel sneller ja.

“Ik doe het nu alleen als het ergens over gaat. En als het dan een enthousiast jong iemand is die blijkt niet te kunnen filmen, dan kan me dat niets schelen. Ik zit nu met andere oudjes in een feelgoodfilm die in de bioscoop te zien is, Neem me mee. Die gaat ook over dat je iets moet blijven doen zolang je niet ziek of dood bent. En als je dan niet een beroep hebt waarmee dat kan, zoals ik wel heb, dan moet je andere dingen verzinnen. Ik zou anders ook echt vrijwilligerswerk gaan doen in een ziekenhuis of zo. Bloemen weggooien die staan te verleppen op nachtkastjes. Echt leuk.”

Venijnige of ontregelende personages

Jongeren kennen haar van tv, van haar personage Fiep in Penoza, ouderen van Het geheime dagboek van Hendrik Groen. Binnenkort is ze weer op tv te zien in de serie Zussen. En in De jacht op Meral Ö, een film over de toeslagenaffaire. Zuiderhoek is geliefd, om de soms enigszins venijnige of ontregelende personages die ze speelt – keurig, maar ondertussen – en altijd om haar heerlijke humor. “Cameraman Willem Helwig van Penoza zei eens: ‘Fiep mag niet doodgaan, want zij is de enige om wie te lachen valt. Daar hebben ze zich aan gehouden. Pas in de Penoza-film, na de serie, hebben ze me opgehangen. Ik snap trouwens niks van die serie, het is te moeilijk voor mij. Dan weet ik weer niet wat een kartel is, dus dan ben je mij kwijt. Maar ik zag wel dat het goed was, er zat vaart in, met goede muziek.

“Het meest trots ben ik op mijn eigen programma: Maar wat er ook gebeurt, er klinkt muziek. Ik doe het nu voor het derde jaar met pianist Gerard Bouwhuis en violiste Heleen Hulst, onder regie van Kees Prins. Dit kon ik op mijn dertigste niet maken, nu pas kan ik goed terugblikken, met dank ook aan de platenkast van mijn overleden man, muzikant Willem Breuker.

Open relatie

“We spelen in zaaltjes van maximaal tweehonderd mensen en ik krijg zoveel enthousiaste reacties. Het is een soort rollercoaster door de 20ste eeuw. Over de tijd waarin ik groot werd, waarin ik de tv, de computer en de mobiel heb zien opkomen. Ik laat muziek uit die tijd horen en vertel wat die mij deed, in welke stukken ik speelde, met wie ik wat verder uitspookte.”

Na afloop van een van die avonden sprak een jongen haar aan: “Ik geloof dat vanavond mijn leven heeft veranderd. En die open relatie waar u het over had, daar ben ik nieuwsgierig naar.” Zuiderhoek: “Toen zei ik: ‘Daar ben ik nooit echt goed in geweest’. Maar tegenwoordig is het geloof ik weer in, in de Randstad althans. Ik ben blij dat ik dat niet meer hoef uit te vinden. Toen ik wat met Willem kreeg, we waren rond de 38, spraken wij af: laten we het nooit in ons eigen bed doen met een ander. Maar ik wilde niet alles weten. Ach ja, als ik iets vermoedde, zou ik toch niet van hem afgaan. Billie Holiday zong in 1945 niet voor niets: Don’t explain. Met alleen piano en bas, ik liet het ook in mijn programma horen, zo mooi.” Nu heeft ze geen last meer van die gevaren die op de loer liggen. “Dat geeft wel rust, maar ik had hem toch liever nog bij me gehad. We hadden het goed samen.”

‘Toneelspelen is denken’

Hoewel Zuiderhoek in het gesprek een fabelachtig geheugen voor namen en achternamen heeft, slaat ze wel steeds zijpaadjes in, waarvan ze zegt dat ze dat niet moet doen, want dan weet ze niet meer waar ze is. “Dit is echt de ouderdom, wat vroeg je mij?”

Ook valt het leren van teksten haar steeds zwaarder, vertelt ze. “Daar moet ik veel meer tijd voor uittrekken. Het duurt denk ik zes keer zo lang. Een tekst van twee A4'tjes doe ik niet meer. Dan ben ik de hele dag zenuwachtig of ik die wel onthoud, je moet het echt kennen zoals (dreunt op): Sinterklaas kapoentje, gooi maar in m’n schoentje, gooi maar in mijn laarsje, dank je sinterklaasje. En dan pas besluit je wat je met ermee doet. Toneelspelen is denken. Maak ik het vrolijk, beschuldigend, nonchalant?”

Er is helaas ook geen souffleur meer, hoewel Zuiderhoek dat juist goed vindt. “Dat neemt te veel tijd: eerst fluistert die, dan hoor jij het en moet jij het nog zeggen. Daar gaat de timing van naar de gallemiezen. Het is een beroepje, hoor, dus je zorgt maar dat je het kent, we verdienen er toch ons geld mee?”

Triootje

Het mag op de planken en op de set allemaal wel wat minder lief van Zuiderhoek, daaraan merkt ze dat ze uit een andere tijd stamt. “Ik krijg zo vaak lief bedoelde steunbetuigingen van de crew. Dan zeg ik: jongens, als ik het maar niet koud heb, verder hoef je je niet te verontschuldigen dat ik moet wachten. Ik snap dat er een script is waar ik niet achter elkaar mijn ding kan doen.”

Iedereen is erg enthousiast over de intimiteitscoördinatoren, vertelt ze. “Heel goed, dat MeToo. Maar bokkige en knorrige acteurs, die ik vaak leuk vind, mogen ook niet meer. Soms is er bij grensoverschrijdend gedrag sprake van een heksenjacht. Ik zie Matthijs van Nieuwkerk liever gisteren dan vandaag weer op tv.”

Vroeger gebeurde er veel dat nu niet meer door de beugel zou kunnen. “Ik ben blij dat ik als jonge vrouw weleens een tikje op mijn bil kreeg, en dat speels kon wegslaan. Ik verheugde me nooit op een bedscène, maar je deed het gewoon. Ook een triootje met Willeke van Ammelrooy en Wim Verstappen, waarbij regisseur Pim de la Parra zelf, naast het bed, zich ging aftrekken. Geen van de acteurs wilde die rol, dus deed hij het.” Ze lacht.

Niet meer het domme kind

Ze kreeg bewust geen kinderen. Ze is van na de oorlog, benadrukt ze. “Toen waren we boos op de wereld waar we op waren gezet. Ons was niets gevraagd.” En het gezinsleven vroeger thuis in Assen, was ook niet alleen maar vol vreugde. “Ik was de jongste. Mijn twee zussen die drie en vier jaar ouder waren, gaven hun verwantschap niet op voor mij, als indringer. Mijn vader bleef als lepra-arts in de tropen, dus mijn ouders gingen scheiden en mijn lieve moeder overleed al op haar 49ste. Als ik later iets over haar vertelde, waren mijn zussen het er nooit mee eens. Ik heb een keer geroepen: ‘Blijf van mijn herinneringen af!’ Binnen een half uur hebben we altijd ruzie. Omdat ik het niet meer pik, ik ben niet meer het domme kind.”

Interview: Ally Smid

Wat zie ik? Hans Klok

Hans Klok wil sterven in zijn leren broek: ‘Dan weet ik zeker dat mijn kleren goed zitten’

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Illusionist Hans Klok (54) is gestopt met botox, daar gingen zijn wenkbrauwen anders van staan.

Wat zie je als je naar je foto’s kijkt?

“Ik begin steeds meer op een kikker te lijken, vooral door mijn brede kaaklijn. Gelukkig heb ik nog geen uitpuilende ogen.”

Zit je ermee?

“We willen allemaal ouder worden, maar niemand wil het zijn. Dat is wat ze zeggen, toch? Ik doe er veel voor om er een beetje leuk uit te blijven zien. Ik ben veel in de sportschool, laat mijn haarlijn sponsoren. Met botox ben ik gestopt, daar gingen mijn wenkbrauwen anders van staan, dat vond ik geen gezicht. Bovendien, ik zit in het variété; dat betekent vooral véél van alles: veel make-up, alles uitvergroten. Op het podium hoeft het niet zo subtiel.”

Was je vroeger al met je uiterlijk bezig?

“Ik vond mezelf geen knap kind. Wel was ik bezeten van trucs en van een show maken, en ik ontdekte dat ik op het podium charisma heb. Een goochelaar wilde ik toen al niet zijn, dat rokkostuum vond ik niks, dus ik noemde mezelf illusionist. Ik bedacht een imago dat later die strakke leren broek werd met die blouse open tot aan mijn navel. Op een gegeven moment weet je wat voor product je bent; ik ben die man met die wapperende blonde haren en een vleugje rock-’n-roll.”

Blijf je die man tot je tachtigste?

“Ik ga nog tien jaar gewoon shows geven, en daarna doe ik net als Diana Ross een afscheidstournee van tien jaar, haha. Er zijn zoveel mensen lang doorgegaan, dat kan best. Nog beter is het om te sterven in het harnas.”

Sterven in het harnas terwijl je je ­jongensdroom in vervulling brengt.

“Optreden vind ik al mijn hele leven het allerleukste om te doen, dus ja, daar ben ik heel gelukkig mee. Het gelukkigste ben ik als we rondtrekken. Ik hou van het circus­leven. Met zijn allen in zo’n grote tent, en de rest van de tijd breng je door in die campers en trailers eromheen. De eenvoud van dat leven vind ik geruststellend: je wordt wakker en loopt met je koffie naar buiten, waar iedereen al bezig is met de show van die middag. Dan komen de mensen, je speelt twee uur en ’s avonds doe je dat nog een keer. De mensen gaan blij naar huis, je werk is gelukt. Dan drink je nog wat wodka met z’n allen en de dag erna herhaal je jezelf. Eenvoudig en helder.”

Zo beschreven klinkt het circusleven net als één van je trucs: iets wat je steeds opnieuw herhaalt, iets waar je steeds opnieuw plezier aan beleeft.

“Op het podium hoort er nog zelfspot bij. Ik verkoop klatergoud met zelfspot, dat is voor mij de perfecte combinatie. Tegenwoordig zeg ik aan het einde van mijn show tegen het publiek dat het maar goed is dat hij is afgelopen. ‘Probeer maar eens twee uur lang je buik in te houden!’ Dat is nog waar ook. Of ik bedenk een spectaculaire opkomst, met veel rook en een bijna onmogelijke truc en dan zeg ik na tien minuten opeens: ‘Zijn er nog vragen?’ Ik kan me echt verheugen op het testen van dat soort plan­netjes.”

En je hebt altijd weer nieuwe plannetjes.

“Waarvan langs niet alles lukt. Las Vegas is door corona mislukt, na Zomergasten was er sprake van een praatprogramma; tot op heden is dat er ook niet. Misschien moet het ook wel zo zijn; hoor ik bij het circus, bij de liveshow.”

En dan uiteindelijk sterven in je leren broek.

“Liefst in die broek ja, dan weet ik zeker dat mijn kleren goed zitten als ik dood ben. Want dat is wel een bijgeloof van me, dat zo’n pak helemaal goed moet zijn – ik check honderd keer of mijn gulp wel dichtzit. Maar los van dat bijgeloof, geloof ik ook écht. Ik geloof dat er een God is. Het echte leven is even onverklaarbaar als een illusie; het gebeurt voor je ogen, maar je snapt er niks van.”

Hans Klok (54) is illusionist. Hij noemt zichzelf ‘the fastest magician in the world’ en trad onder meer op in Londen, Monte Carlo en Las Vegas.

Interview: Jowi Schmitz