Jonge Geesten: Yvonne Keuls

Yvonne Keuls: ‘Alles wat in het leven tegenwerkte, heb ik aan de kant kunnen duwen’

Yvonne Keuls is net 92 jaar geworden. Veel voordeel brengt die hoge leeftijd haar niet, maar ze peinst er niet over om te stoppen met schrijven. Als een onderwerp haar roert, denkt ze nog steeds: ‘Hé, Keuls, daar moet je op af’.

Yvonne Keuls geportretteerd op 5 januari 2024

Haar hele huis staat vol met bloemen. Op 17 december, een paar dagen voor het interview, is Yvonne Keuls 92 jaar geworden. Daarmee is de Haagse schrijver veruit de oudste kandidaat in deze serie over de artistieke ouderdomsbonus. Maar opvallend genoeg is ze van alle geïnterviewden juist het minst met haar leeftijd bezig. “Nietszeggend, zo’n getal”, zegt ze stellig.

Toch nog van harte gefeliciteerd, mede namens de Trouw-lezers, die de schrijver in 1999 vereerden met de Trouw Publieksprijs voor haar autobiografische roman Mevrouw mijn moeder.

Hoe is dat nou, 92 worden? “Nou ja, eerst wilde ik er eigenlijk niks aan doen”, begint ze. “Mijn man is negen maanden geleden overleden. Dat was zo’n leuke jongen, een violist, geliefd bij iedereen. Dus ik dacht, laat die verjaardag maar zitten. Maar om zes uur stonden ze ineens allemaal op de stoep. Kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, adoptiekinderen. Ze hadden schalen met eten bij zich. We zaten met z’n allen hier aan deze schuiftafel, heel gezellig.”

Altijd mensen over de vloer

Het interview moet gaan over de ouderdomsbonus van de kunstenaar, over wat er soepeler gaat in het creatieve proces naarmate de jaren vorderen. Maar Keuls toont zich sceptisch over die insteek. “Misschien komt dit gesprek tot niks, want ik ben daar totaal niet mee bezig”, zegt ze. En, na een verbaasde blik van de interviewer: “Ik ben bezig met mijn léven, niet met mijn leeftijd. Mijn leeftijd is in elk geval nog nooit een reden geweest om niet te schrijven. Ik zie sowieso geen enkele reden om niet te schrijven.”

Het leven van Keuls is druk. Héél druk. Ze heeft 98 titels op haar naam: romans, toneelstukken, hoorspelen en literaire tv-bewerkingen. Ze schrijft nog steeds en treedt ook nog op. In november speelde ze nog in de theaterbewerking van Gemmetje Victoria, haar meest recente roman uit 2021. Ze heeft altijd mensen over de vloer en haar telefoon rinkelt voortdurend.

Maar goed, 92 jaar. Zo’n hoge leeftijd móet toch enige invloed hebben, al was het maar op de gezondheid. Daar kan Keuls inderdaad over meepraten. Ze is net geopereerd aan haar rechteroog. Het netvlies zat los. Knap lastig, voor iemand die zoveel leest en schrijft.

“Ik heb drie jaar lang met een hand voor mijn rechteroog gelezen. Zo schreef ik ook mijn boeken, op mijn Toshiba-laptop”, vertelt ze. “Ik zag niks meer, want mijn rechteroog hinderde mijn linkeroog. Iemand anders gaat naar de dokter. Ik niet. Ik red het zo wel, dacht ik. Op een gegeven moment vond ik wel dat ik een sterkere bril nodig had. Maar de opticien zei: Wat doe je hier? Je moet meteen naar een dokter!”

Yvonne Keuls geportretteerd op 14 maart 2028

Eén brok wilskracht en energie

Keuls klaagt niet over haar leed. Liever maakt ze er een smakelijk verhaal van. Dat heeft alles te maken met haar karakter. Ze is een ‘overlever’, een ‘oorlogskind’. “Als je de oorlog bent doorgekomen, overleef je alles.”

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het thuis ‘geen lolletje’, vertelt ze. Haar Joodse vader stapte uit het leven en haar Javaans-Nederlandse moeder kon in Nederland niet aarden. Voor de jonge Keuls zat er niets anders op dan snel volwassen worden. Ze liep in de oorlog ook nog tbc op, waardoor ze op haar dertiende een jaar in een sanatorium zat. “Dolle pret voor mij, natuurlijk! Ik haalde van alles uit, ik hoefde lekker niet naar school. Zo heb ik alles wat in het leven tegenwerkte telkens aan de kant kunnen duwen. Dat doe ik nog steeds. Wat moet ik anders? Zitten kniezen? Dat ligt niet in mijn aard. Kijk, ik heb de gekste kwalen, maar die zie ik hooguit als een ongemak, niet als een blokkade. Ik laat mijn leven er niet door aantasten.”

Eén brok wilskracht en energie. Een echte overlever, inderdaad. En het zijn ook de overlevers tot wie Keuls zich aangetrokken voelt. Haar man was er één. Die doorstond in de oorlog diverse kampen. Of neem al die heldhaftige personages waar Keuls haar oeuvre op heeft gebouwd: Gemmetje Victoria, Jan Rap, David S., Floortje Bloem. Ze kwam die jongeren tegen in de jeugdhulpverlening, waar ze als vrijwilliger werkte. Ze noteerde hun verhaal omdat ze onder de indruk was van hun vermogen om ondanks alle ellende overeind te blijven.

Reageren op de realiteit

Gaat dát misschien makkelijker met de jaren: aanvoelen welk onderwerp zich leent voor een roman? O nee, zegt Keuls, dat maakt geen enkel verschil. “Ik reageer op de realiteit, dáár haal ik mijn onderwerpen vandaan. Dat was in het begin al zo. Toen Indië-veteraan Joop Hueting in 1969 als eerste in Nederland op televisie vertelde dat hij getuige was geweest van de wandaden van het Nederlandse leger in Indië, wilde ik het meteen onderzoeken en erover schrijven. Het roerde me, het sloeg met een klap naar binnen. Dan denk ik: hé, Keuls, daar moet je op af.”

Later, toen ze die kranige jongeren ontmoette in het opvanghuis, ging het precies zo. Die jongeren ráákten haar. Dat werd de trigger om over hen te schrijven. Zo blijft Keuls’ drijfveer in feite altijd hetzelfde, ook al veranderen de omstandigheden. Mocht ze ooit in een verzorgingstehuis belanden, dan gaat ze vast dáárover schrijven, beaamt ze. “Dat kan leuk worden!”

Yvonne Keuls: Ik verlies mijn taal niet - ik denk doordat ik nog volop leef.Beeld Martijn Gijsbertsen

Wat ook altijd hetzelfde is gebleven, is haar taal. Die moet eenvoudig zijn en ten dienste staan van het verhaal. Ze heeft nooit geprobeerd haar vocabulaire artistiek te verrijken. Omgekeerd is haar taal met het klimmer der jaren ook niet verármd, zegt ze. “Sommige auteurs kunnen als ze ouder worden alleen nog eenvoudige dingen schrijven. Dan houden ze er op den duur maar helemaal mee op. Zelf zou ik dat niet snel doen. Dat is ook niet nodig, want ik verlies mijn taal niet – ik denk doordat ik nog volop leef.”

‘Ik schrijf zoals ik praat’

Omgaan met slechte recensies, is ze daar misschien in gegroeid? Nee, antwoordt Keuls, want van critici heeft ze zich sowieso nooit iets aangetrokken. In het begin, toen ze Couperus en Vestdijk bewerkte voor televisie, ontving ze veel lof, net als toen haar eerste boeken verschenen. Maar gaandeweg kreeg ze steeds vaker te horen dat ze niet literair genoeg schreef. Op den duur lieten critici haar links liggen.

Keuls raakte definitief uit de gratie, is haar overtuiging, toen ze in de jaren tachtig drie kinderrechters aanklaagde omdat die volgens haar jongetjes hadden misbruikt. De rechters werden uit hun functie gezet en één werd daadwerkelijk veroordeeld, maar in de media keerden zij zich tegen Keuls. Zij suggereerden dat de Keuls de rechtszaken had gevoerd om er financieel garen bij te spinnen. Onzin, zegt Keuls, maar haar reputatie was beschadigd. Daarom krijgt ze volgens haar nooit meer recensies.

Ach, het deert haar niet, gaat ze verder. En verbitterd is ze ook niet. “Die processen tegen kindermisbruik blijf ik voeren, nog steeds, omdat ik het nodig vind. Wat een ander ervan vindt, kan me niet schelen. En wat mijn schrijfstijl betreft: ik schrijf zoals ik praat, ik ben een verteller. Dat ga ik niet veranderen omdat critici iets anders willen. Ik ga geen landschap beschrijven, daar heb ik helemaal geen zin in. Als een lezer wil weten hoe dat landschap eruit ziet, gaat-ie zelf maar kijken.”

Belang van humor

Een les die ze met de jaren wel heeft geleerd, is het belang van humor. Zelfs de grootste misère brengt ze met een grap, want dan komt het beter binnen en blijft het langer hangen. Ze zag het bij haar boek en theaterstuk Jan Rap en z’n maat, over dakloze jongeren in het opvanghuis. “Mensen in de zaal lagen onder hun stoel van het lachen. Daarna keken ze elkaar aan en zag je ze denken: hier moet je toch eigenlijk niet om lachen?”

Maar in feite zat die humor altijd al in Keuls’ werk, voegt ze toe. Het is dus niet per se iets wat de hoge leeftijd haar heeft aangereikt.

Nog iets anders proberen dan: weet Keuls nu beter hoe ze moet omgaan met haar redacteuren bij de uitgever, bijvoorbeeld als zo iemand vindt dat ze haar manuscript helemaal moet omgooien? “Nou zeg, ze kijken wel uit!”, reageert Keuls met een vette lach. “Wat ik inlever is meestal in één keer goed. Redacteuren lezen het achter elkaar uit. Kijk, ik heb geen praatjes. Ik schrijf geen lange zinnen van een halve pagina waarvan de leraar vraagt: wat bedoelt de schrijver daarmee? Wat ik ermee bedoel, dat schrijf ik heel duidelijk op. Dat is ook altijd al zo geweest.”

Oké, nog één laatste poging om bij Keuls een ouderdomsbonus te vinden: de zenuwen tijdens een lezing of een optreden in het theater, zijn díe met het stijgen van leeftijd minder geworden? Nee, ook totaal niet. Van zenuwen had Keuls vroeger al weinig last, en dat is altijd zo gebleven. Ze geniet als ze op een podium staat. En de reacties van het publiek zijn altijd fijn en dankbaar.

Indrukken opdoen voor een nieuw boek

“De ouderdom is voor mij geloof ik geen bonus”, concludeert Keuls aan het eind van het gesprek. “Natuurlijk word je als mens ouder en wijzer, maar bij het schrijven merk ik daar weinig van. Hooguit word ik wat eerder moe. Nou, dan doe ik een maandje langer over een boek. Geen probleem.”

Zoals gezegd heeft ze tot nu toe 98 werken op haar naam. Nog twee dunne boekjes erbij en ze heeft de honderd bereikt. Een mooi streven? Keuls wuift het idee weg. “Ik denk dat we nog best een stel boeken vergeten zijn mee te tellen. Waarschijnlijk zit ik in werkelijkheid al lang over de honderd, zeker met de interviews erbij die ik heb gehouden. Het gaat me ook helemaal niet om zo’n getal. Ik wil gewoon blijven schrijven en daarom ga ik er lekker mee door.”

Als Keuls een roman klaar heeft, bouwt ze altijd een rustperiode in. Dan kan ze indrukken opdoen voor een nieuw boek. Na haar laatste roman Gemmetje Victoria was het ook even stil, maar inmiddels is ze weer volop bezig aan een roman. Waar die over gaat, houdt ze nog geheim. Het is ook weer een onderwerp dat haar heeft geraakt, zoveel is zeker.

“Er komt altijd een volgend boek”, besluit ze. “Ook al beland ik in een scootmobiel, dan neem ik mijn laptop gewoon op schoot. Mijn moeder is 96 geworden, haar jongere zussen werden 102 en 106. Ik ga door zolang ik mijn taal nog beheers. En zolang ik kan lachen om wat ik schrijf. Als ik dat niet meer kan, dan houdt het op.”

Interview: Sander Becker

Jonge Geesten: Ton Koopman

Ton Koopman: ‘Ik kan nog altijd sneller orgelpedaal spelen dan ik kan lopen’

Ton Koopman wordt dit jaar 80. Aan stoppen denkt hij vrijwel nooit. ‘De fysiek van het spelen wordt niet minder. Ik voel me jong, alsof ik net 35 jaar ben.’

Organist, klavecinist, dirigent, hoogleraar en pedagoog Ton Koopman zet op deze vroege zaterdagochtend koffie in zijn Bussumse keuken. Hij heeft de avond ervoor nog opgetreden, vertelt hij, en was laat thuis. Een orgelrecital in de kerk van Krewerd, een dorp in het uiterste noordoosten van Groningen. “Op het luidste orgel van Nederland”, zegt Koopman met enige stemverheffing om boven het geluid van de koffiemachine hoorbaar te blijven. “Het orgel heeft als bijnaam ‘De schreeuwerd van Krewerd’. Het is een gevolg van fout restaureren, en een ongelukkige verplaatsing van het orgel. Of het er koud was? Nou ja, warm is anders, maar mijn collega’s uit de zeventiende en achttiende eeuw waren niets anders gewend. Die kou heeft wel iets authentieks.”

Met de vingervlugheid op het orgel in die koude kerk zit het bij de 79-jarige Koopman nog steeds goed, laat hij desgevraagd weten. En het voetenwerk gaat ook nog prima. Als bewijs laat Koopmans echtgenote Tini Mathot – zelf klaveciniste – een filmpje zien waarop haar man in Leipzig op het orgel van de Nicolaikirche Bachs Fantasia in G, BWV 572 speelt. Het prachtfragment komt uit een documentaire die de omroep Deutsche Welle onlangs over Koopman maakte. Je ziet Koopmans vingers vliegensvlug over de toetsen racen van het orgel in Leipzig. De stad van het eerbiedwaardige Bach-Archiv waarvan Koopman sinds 2019 de voorzitter is.

Instuderen van een nieuw stuk

“De fysiek van het spelen wordt niet merkbaar minder, nee. Eerlijk gezegd voel ik me nog altijd jong. Alsof ik net 35 jaar ben. Het instuderen van een nieuw stuk duurt overigens wel langer dan vroeger. Al die noten in je kop opnemen wordt steeds lastiger. En waar ik echt tegenop kan zien, zijn vervelende, ingewikkelde trapjes om bij een orgelbank te komen. Dat is soms naar, én gevaarlijk. Maar ik kan nog altijd sneller orgelpedaal spelen dan ik kan lopen. Toen Bach 55 jaar was, zei men over hem dat hij sneller met zijn voeten speelde dan met zijn handen. Ik geloof het. En aan stoppen denk ik vrijwel nooit. Tini vraagt het weleens aan me, maar ik heb er geen antwoord op. Misschien als ik 85 ben? Geen idee. Dirigent Herbert Blomstedt is 96, en die geniet juist van de aandacht die hij vanwege zijn leeftijd krijgt.”

Bij veteranen zoals Blomstedt spreken we vaak van een ouderdomsbonus. Hoe ouder een dirigent wordt, hoe diepgravender diens interpretaties kunnen worden. Alle overbodige ballast gaat overboord om tot de kern te komen. Toch?

“Ik ben als dirigent volledig autodidact. Zuiver technisch gezien word je steeds beter, naarmate je het vaker doet. Bepaalde werken heb je zo vaak uitgevoerd dat er bijna als vanzelf diepgang in komt. Maar de eerste keer dat ik Beethovens Negende symfonie moest dirigeren, was wel een enge aangelegenheid. Ik had lang ‘nee’ gezegd tegen verzoeken van de Wiener Symphoniker, en heb de symfonie een keer low profile uitgeprobeerd bij een orkest in Verona. In Wenen spelen ze de symfonie elk jaar, het is er net zo’n traditie als het Nieuwjaarsconcert van dat andere Weense orkest.

“Toen ik het ‘officieel’ voor de eerste keer ging dirigeren in Wenen kreeg ik maar drie repetities. Weinig, want er zitten zoveel gevaarlijke momenten in die partituur. Door al die herhalingen moet je in de partituur al die bladzijden die je hebt omgeslagen, weer terugslaan naar het beginpunt. Hoe doe je zoiets, terwijl je ook je concentratie op de muzikale voortgang moet bewaren? De eerste keer bij het terugslaan van zo’n bundel partituurpagina’s hield ik alleen het plakkertje dat ik op de juiste plek had geplakt in mijn handen. Zenuwslopend.

“Er was een koor van 160 zangers, het grootste koor dat ik ooit gedirigeerd heb. En ondanks die aantallen was het toch steeds vals. En de solisten – alle vier zangers van naam – gingen met elkaar de strijd aan wie het hardst kon zingen. Toen heb ik wel mijn poot stijf moeten houden om ze in het gareel te krijgen. Gelukkig had ik al wat naam gemaakt, en lukte het me. Mensen voor jouw artistieke ideeën winnen, dat blijft leuk. En als ik Beethovens Negende dirigeer dan vind ik de muziek net zo mooi als Bachs Matthäus-Passion. Je zoekt naar de waarheid, je legt elke keer opnieuw een puzzel. Lezen, lezen, lezen – zoveel mogelijk te weten komen over het stuk en zijn ontstaansgeschiedenis.”

Altijd slijpen en schaven

“Iedereen gaat daarin zijn eigen weg. Ik zat een keer naast Herbert Blomstedt. We kregen allebei een prijs in Engeland. Het is geweldig om met hem te praten, vooral over Mendelssohn. Over diens Reformations-symfonie bijvoorbeeld. Hij vroeg mij: ‘Hoe doe jij het laatste deel van die symfonie?’ Ik vertelde hem dat ik dat koraal in het laatste deel behandel als een organist. Gewoon met je poten op de pedalen en met een houding van: daar gaan we! Hij kon dat wel waarderen.”

Koopman vertelt hoe mooi het is om te ontdekken hoe je jezelf ontwikkelt, en hoe je in retrospectief naar jezelf kunt kijken. Veertien keer achter elkaar de Negende van Beethoven in Japan? Nee. Dat wordt te routineus. Een serie Mozart-opera’s in de Metropolitan Opera in New York in een moordend schema en met weinig repetitietijd? Ook niet. Peter Gelb, de baas van het operahuis, reageerde woest. ‘Jij bent de eerste die ‘nee’ tegen me zegt!’ Maar de muziek was Koopman te dierbaar om er op zo’n nonchalante manier mee om te gaan.

“Het zal je verbazen, maar ik vond vroeger niks aan de koralen en de recitatieven in de passies van Bach. Ik wilde die het liefst zo snel mogelijk spelen. Als katholiek ging het mij vooral om de aria’s. Pas veel later begreep ik hoe belangrijk ze zijn. In Trouw schreef muziekredacteur Franz Straatman toen iets in de trant van: ‘Het Roomse jongetje Koopman heeft eindelijk Bachs koralen ontdekt’. Dat heb ik altijd onthouden. Dit soort ontwikkelingen, dat duurt soms jaren. In het Mozart-jaar 1991 heb ik in Japan en Nederland alle symfonieën gedirigeerd. Toen is er een basis gelegd voor het zoeken naar een stijl. Steeds als ik nu weer een Mozart-symfonie dirigeer, voel ik dat ik op bekend terrein kom.

“Maar je blijft altijd slijpen en schaven. Leeftijd helpt dan echt. En lezen, blijven lezen in bronnen. Ik heb zoveel gelezen. En nog steeds. De aantekeningen die ik met potlood in al die boeken maakte, is men in het Gentse Orpheus Instituut nu aan het digitaliseren. Mijn bibliotheek is daar in 2020 naar toe verhuisd. Het gevaar van al dat lezen is wel dat je denkt dat je alles weet. En dat is echt niet zo. Al kan ik in sommige zaken echt een ayatollah zijn. Men zet bijvoorbeeld vraagtekens bij de vele tempoverschillen in Bachs Vater unser voor orgel. Maar iedereen bidt anders, de een snel, de ander langzaam en aandachtig. Ik denk dat Bach dat met die verschillende tempi wilde uitdrukken.

“Het vuur van vroeger in de pionierstijd brandt nog steeds. In 1979 richtte ik het Amsterdam Baroque Orchestra op, en je was toen al blij als je iemand vond die barokviool speelde. Ku Ebbinge heeft me vervloekt toen ik hem vroeg om barokhobo te gaan spelen. Het was allemaal zo primitief in het begin. Als we Bachs Weihnachtsoratorium uitvoerden in die tijd stond er in de kranten dat ‘de trompetten gierend de bocht uit vlogen’. Daar was geen woord aan gelogen. De nieuwe generatie is zoveel beter. De technische, maar ook de muzikale ontwikkeling van de barokmusici van nu is gigantisch groot.”

Bach werd 65 jaar, Mozart slechts 35. Hoe zou hun ontwikkeling zijn geweest als zij net als u 80 jaar of ouder zouden zijn geworden?

“Het laatste Contrapunctus in Bachs Die Kunst der Fuge is zó modern. Daar zitten harmonieën in die je pas later bij een romantische componist als César Franck terugvindt. Ik denk dat Bach zich wellicht toch nog als operacomponist had kunnen bewijzen. Hij wist zoveel van de psyche van personages. Luister maar naar hoe hij in zijn cantate Der Streit zwischen Phoebus und Pan de twee hoofdpersonen karakteriseert.

“Ja, en Mozart. Beethoven had de mazzel dat Mozart zo jong overleed, heb ik weleens iemand horen zeggen. Je kunt je er haast geen voorstelling van maken wat Mozart allemaal nog gecomponeerd zou hebben. Hij zou ongetwijfeld met zijn tijd meegegaan zijn. Net als Haydn. Die bestudeerde Bach, had een partituur van de Hohe Messe in huis. Haydns laatste opera Orfeo ed Euridice is werkelijk ongelofelijk prachtig. Haydns Die Jahreszeiten dirigeerde ik laatst in Shanghai. De musici hadden het stuk nog nooit gehoord, maar het is een goed orkest en ik kon er muzikaal veel voor elkaar krijgen.

“Haydns andere oratorium Die Schöpfung zou ik graag eens doen. 1791, het jaar van Mozarts Requiem was voor mij en het orkest altijd de grens in tijd. Maar we zijn opgeschoven, en doen nu ook al muziek van ver voorbij 1800. Het Deutsches Requiem van Brahms komt misschien ook in zicht. Brahms was net als ik een lezer, hield van oude muziek. Maar als ik het ga doen, wil ik er echt veel repetitietijd voor hebben.”

Koopman wordt in oktober 80 jaar, zijn orkest bestaat dan 45 jaar. Alle platen die Koopman voor Philips maakte, komen uit in een speciale cd-box. En als verjaardagscadeau worden van oktober tot oktober drie oratoria van Händel uitgevoerd.

Händel? Geen Bach?

“Händel ja, dat vonden we weer eens wat anders. In een jaar tijd doen we Esther, Deborah en Athalia. Drie oratoria over vrouwelijke heldinnen, alle drie rond dezelfde tijd geschreven, en allemaal nieuw voor mij. Met sterzangers. Die zullen waarschijnlijk wel wat meer vibreren, maar dat geeft niet. Ik heb net de repetitieschema’s gemaakt. Geen sinecure, want repetities kosten geld.

“Gelukkig is het allemaal anders dan toen ik voor het eerst Händels Messiah dirigeerde bij de New York Philharmonic. Er was amper repetitietijd en ik moest de musici uitleggen hoe ze een ordentelijke triller moesten spelen. Het ging moeizaam. Op een bepaald moment stond de eerste celliste op en sprak het orkest toe. ‘Je ziet toch dat hij muzikaal is, waarom doen jullie dan niet wat hij zegt?’ Kijk, als ik volgend jaar daar opnieuw Messiah ga dirigeren, zal het heel anders gaan. Dat is wel fijn aan die ouderdomsbonus.”

Interview: Peter van der Lint

Jonge Geesten: Lenny Kuhr

Op haar 73ste voelt zangeres Lenny Kuhr zich sterker dan ooit

Voor Lenny Kuhr betekent ouder worden intenser leven. Meer dan toen ze jong was, is ze zich bewust van het moment, privé en op het podium. Dat heeft de band met haar publiek versterkt.

Lenny Kuhr zit voorovergebogen op haar bank, de handen gevouwen. Naast haar ligt een gitaar. Ze luistert naar Durf te zijn, haar laatste nummer dat uit de telefoon klinkt die voor haar op de salontafel ligt, naast een schaaltje met stukjes boterkoek.

Zie wat er is

Sluit het niet op

Kies als een schipper het ruime sop

Is het te groot, maak het niet klein

Stap uit de kooien van je brein

Durf te zijn.

“Ik heb het pas geleden geschreven”, zegt Kuhr. “Het gaat over loslaten van al die heilige huisjes waar we ons aan vasthouden, over doorbreken van patronen en dogma’s waar we ons veilig in voelen. Juist als je ouder bent weet je dat al die dingen waar je aan vast hebt gehouden slechts gedachtestructuren zijn. Maar wij zijn meer dan dat. Daarom: durf te zijn, ondanks dat we zo naakt en kwetsbaar zijn.”

Het gesprek gaat over de voordelen van ouder worden, maar 1993 is nooit ver weg. Dat was het jaar waarin Kuhr haar stem verloor door een neurologische aandoening. Ze was begin 40 toen, in de volle bloei van haar leven. “Niemand wist toen wat de vooruitzichten waren. Ik heb een jaar lang helemaal niks gezegd, gewoon gezwegen.”

Er viel een stilte in mij

Die gebeurtenis is sterk bepalend geweest voor hoe Kuhr zich later zou ontwikkelen. “Door de stembreuk maakte ik een spirituele tocht waardoor ik veel schillen van me afwierp en er een stilte in me viel”, zegt ze. Ze voelt zich verbonden met de natuur, het universum, de eeuwigheid die wij ook zijn, terwijl zij tegelijkertijd voelt hoe tijdelijk zijzelf is.

Steeds weer breken mijn zinnen,

mijn woorden als glas.

Ik wist niet dat leven zo kwetsbaar was, zingt ze in het nummer Steeds weer breken (tekst: Hein Stufkens) op haar laatste album dat in 2022 verscheen.

Kwetsbaarheid ervaarde Kuhr ook toen haar stem terugkeerde en zij het podium weer op wilde. “Dan stond ik daar en er was altijd een moment dat ik even de grip verloor over mijn stem. Die was nog zo fragiel. Later hoorde ik van mensen die deze concerten hebben bijgewoond dat zij nog nooit zo zijn geraakt omdat zij mijn kwetsbaarheid zagen. Als je dat durft te laten zien, verandert kwetsbaarheid in kracht.”

Haar volle stem keerde na vijf, zes jaar terug, de onzekerheid daarover verdween. Maar de inzichten die voortkwamen uit de stilte, die bleven. Ze leerde te leven in het moment, leerde zich meer bewust te zijn van wat er met haar en haar omgeving gebeurt. Dat veranderde de band met haar publiek.

“Als wij op het podium niet volledig aanwezig zijn, dan lekt alle energie weg. Je moet met alles dat je hebt aanwezig zijn in dat moment, dan is het publiek dat ook. Als dat samenkomt, krijg je een magisch spel van aanraking, troost, liefde.”

“Een album opnemen is prachtig, maar op een album wordt door de compressie alles plat gemaakt. Tijdens een concert hoort het publiek de nuances beter. Zacht en hard, de snaren van de gitaar, het kraken van het podium, de vibratie in de zaal.”

De schoonheid van het alledaagse zien

Leven in het moment, is de schoonheid zien van het alledaagse. Misschien wel het alledaagse van haar man Rob Frank die in de keuken eten bereidt voor vrienden die langskomen en zo nu en dan met een lepeltje langskomt om Kuhr te laten proeven, wat ze met volle aandacht doet.

Kuhr leeft op 100 procent, thuis en op het podium. Maar naarmate de leeftijd vordert, blijft 100 procent niet altijd dezelfde 100 procent. Die moet Kuhr soms bijstellen. Bijvoorbeeld toen ze begin dit jaar haar schouder brak en tijdens concerten de schouderband van haar gitaar niet om kon doen.

“Begin dit jaar ben ik van de trap gevallen toen we een weekje naar Terschelling gingen. Midden in de nacht wilde ik naar de badkamer gaan. Het was pikdonker en ik dacht: hier moet het toch ergens zijn. Het bleek niet de badkamer, maar de trap te zijn en ik maakte een enorme val waarbij ik mijn schouder brak. Ik beleefde dat moment in een soort waas. Ik was niet in paniek. Ik dacht: ik leef nog. Alleen die schouder. Ik kon mijn arm niet optillen en dus geen gitaar spelen. Ik ben geopereerd, maar die operatie heeft niet geholpen. Al kan ik ondertussen wel weer een tijdje de gitaar omdoen.”

“Ik vertelde mijn muzikanten dat ik niet kon spelen. Ze zeiden: ‘Lenny, maak je geen zorgen, want wij nemen dit gewoon van jou over.’ Toen stond ik daar op het podium, voor de allereerste keer zonder gitaar en dacht: wauw, ik kan nu helemaal rustig het hele verhaal vertellen. Ik sta los van mijn instrument en kan de mensen beter aankijken. De energie die ik normaal stopte in het bespelen van mijn gitaar, gaat nu naar het zingen en dat werkt nog dieper op de mensen. Soms is de muze niet zo vriendelijk om je op het goede spoor te brengen. Die heeft mij eerst een val moeten laten maken om mij te zeggen dat ik die gitaar niet zo vaak meer hoef te gebruiken.”

Halve toon lager zingen

Zangers en zangeressen krijgen op latere leeftijd te maken met een stem die verandert. Kuhr moet soms een halve toon lager zingen. “De klank van je stem wordt dieper. Ik heb nog heel veel expansie en kan nog altijd hoog zingen, maar de kracht van mijn stem ligt nu iets lager. Je moet niet proberen je stem van vroeger na te doen, maar 100 procent de stem van nu nemen. In ieder lied heb je dat ene moment dat betovert. Dat kan te maken hebben met een toonsoort. Als je een halve of een hele toon lager gaat is dat specifieke moment verdwenen. Jammer, maar dan duikt het magische moment ineens ergens anders in het lied op.”

“Ik heb geleerd met mijn mogelijkheden mee te gaan. Toen mijn stem nog maar 20 procent was van wat ik ooit had, accepteerde ik dat als mijn nieuwe 100 procent. En zo is dat ook met ouder worden. Op den duur kun je misschien wat minder, wat ik nu nog niet voel, maar dan gaat de kracht naar andere expressies. Ik denk dat daarom ook kleinkinderen het fijn vinden om naar hun grootouders te gaan. Zij hebben een bepaalde wijsheid, meer aandacht, rust.”

“Dat zag ik ook toen mijn vader stierf in 1995. Terwijl hij stierf heeft hij ons zoveel geleerd. Hij kon niet meer lopen, was een beetje aan het dementeren, maar hij had heldere momenten. En de liefde die hij uitstraalde, ik kan het gewoon met geen pen beschrijven wat hij heeft gedaan. Wat mijn vader nog heeft kunnen zeggen tegen zijn kleinkinderen, tegen mij en mijn zusters, alsof één moment de impact heeft van de eeuwigheid.”

Een jongheid die in me stroomt

Kuhr volgt altijd haar intuïtie, ook al toen ze jonger was, al was zij destijds zoekende. Wat ze vond na haar spirituele zoektocht, is “niet 1, 2, 3 uit te leggen. Het is zoals in het Jodendom wordt gezegd: God is niet te noemen. Wat jou inspireert, de bron, heeft zelf geen vorm, want die bron is juist de oorsprong van alle vormen.”

Al zijn er lastig woorden aan te geven, Kuhr kan wel omschrijven wat ze voelt. “Ik ervaar een constante stroom van inspiratie, een soort jongheid die in me stroomt. Dat wil niet zeggen dat het leven altijd makkelijk is. Ik heb ook moeilijke periodes meegemaakt, met verlies van dierbaren. De kwetsbaarheid van het leven zelf, raakt mij heel erg. En toch, tegelijkertijd voel ik de kracht van de eeuwigheid.”

Dat geeft haar inspiratie die uit alle hoeken en gaten kunnen komen. Ook uit onverwachte hoeken, zo ervaarde ze pas nog. “Ik droomde een nieuwe lied. Ik werd ‘s morgens vroeg wakker, het was nog donker, en heb het lied direct gezongen en opgenomen op mijn iPhone. Ik heb mijn gitaar gepakt en er wat akkoorden bij gezocht. Dit bestaat vast al, dacht ik, maar dat is niet zo. Het is echt een van de mooiste liedjes die ik heb gemaakt. Het heet Boven alle maren.”

Nu het over dromen gaat, welke dromen heeft een zeventiger nog, welke beelden over de toekomst trekken voorbij? Kuhr zingt erover in het nummer Sarah op haar laatste album.

Ik heb niet meer de dromen

Die ik vroeger had

Maar tot hier ben ik gekomen

En er wachten nog verhalen

Tot het einde van mijn pad

“Dromen heb ik inderdaad niet meer”, zegt Kuhr. “Ik heb een kleindochtertje die een spierziekte heeft. Ze is daarvoor behandeld, maar toen was ze al anderhalf jaar oud. Ze is nu vijf en onlangs heeft ze twaalf seconden gestaan. Het is een fantastisch kind. Ik weet dat ze er sowieso komt. Soms visualiseer ik dat ze een pasje zet. Ik heb ook een aantal keren gedroomd dat ze loopt. Die hoop heb ik.”

“Voor de rest maak ik niet veel beelden meer over de toekomst. Ik denk niet na over hoe het zal zijn over een jaar. Ik weet niet eens waar ik op vakantie zal gaan. Ik weet alleen wat ik nu doe. Dat vervult mij helemaal en ik hoop dat ik er nog een tijd mee door kan gaan. Ik ben 73 en kan echt zeggen, vanuit de grond van mijn hart, dat ik me nu op mijn sterkst voel. Ik voel de intensiteit van wat we doen, sterker dan ooit.”

Interview: Marco Visser

Lenny Kuhr treedt nog altijd op, deze maand (jan 2024) in Oss, Haarlem, Rijswijk, ‘s-Heerenberg en Alkmaar.

Jonge geesten - André van Duin

Korte serie: Jonge Geesten

André van Duin: ‘Een grap maken, daar hoef ik nu geen moeite meer voor te doen’

Oud worden en jong blijven, dat gaat André van Duin gemakkelijk af. Aan stoppen denkt de 76-jarige nog lang niet. ‘Het is fijn om midden in het leven te staan. Zolang je het fysiek kunt opbrengen, moet je zo lang mogelijk blijven werken.’

“Ervaren volwassene, ja dat klinkt wel mooi”, zegt André van Duin, terwijl hij plaatsneemt in een van de leren fauteuils die voor het raam van zijn grachtenpand staan. Twee beeldjes van lammetjes in de vensterbank kijken hem vriendelijk aan. “Jij natuurlijk”, antwoordt hij resoluut op de vraag: is het u of is het jij?

Van Duin is bijna 77 en dit jaar zit hij zestig jaar in het vak. Maar met pensioen gaan komt niet in hem op. Onlangs maakte hij nog het programma Denkend aan Zwitserland, waarin hij samen met Janny van der Heijden per trein door het land van Heidi en Peter trekt en door de diepe sneeuw tegen een berg op ploetert. Heerlijke keuvel-televisie waar twee miljoen mensen per aflevering naar keken – en waarin Van Duin een ontspannen versie van zichzelf is. Hij heeft geen typetje meer nodig om mensen te laten lachen. “Ik ben vijftig jaar lang komiek geweest, met hoedjes en petjes en carnavalsnummers. Ik verschool me graag achter typetjes, omdat je je dan meer kunt permitteren. Maar de laatste tien jaar ben ik meer acteur en presentator, en daarmee heb ik eigenlijk net zoveel succes. En het leuke is, hier hoef ik veel minder voor te doen.”

Positief aan ouder worden is meer ervaring, minder onzekerheid en misschien ook minder de dwang ervaren om voortdurend te presteren. We noemen het een ouderdomsbonus: doen wat je leuk vindt en dan zonder stress. Volgens Van Duin komt dat in zijn geval vooral door zijn palmares, waardoor hij de gunfactor van het publiek geniet. “Ik merk dat ik tegenwoordig meer respect krijg. En mensen vertellen me dat ze thuis met drie generaties om me moeten lachen.”

Grappen als verdediging

Al op de basisschool wist Van Duin dat hij mensen aan het lachen wilde maken. Hij schreef liedjes als de meester jarig was en maakte altijd grappen. “Dat was ook een soort verdedigingsmechanisme; ik had rood haar en daarmee werd ik natuurlijk gepest. Niet dat ik daar een trauma aan heb overgehouden, ik zorgde er gewoon voor dat ik ze de wapens uit handen sloeg door er zelf grappen over te maken. Een clown in het circus heeft immers ook rood haar, dus ik had wel een streepje voor dacht ik.”

Het grote doel was komiek worden en dus schreef Van Duin al jong zijn eerste open sollicitatiebrief aan de Avro: ‘Ik ben 15 en ik ken tweehonderd moppen uit mijn hoofd’. De brief belandde op een stapel, maar Van Duin liet zich niet ontmoedigen. In 1964 deed hij mee aan de talentenjacht Nieuwe Oogst. Playbacken op een soort medley van Cliff Richard, Toon Hermans en Snip en Snap, op een band die hij zelf thuis had gemonteerd op een amateurrecordertje. Heel bijzonder was het niet, zegt hij er zelf over. “Maar de mensen waren destijds nog niets gewend.” Het was Joop van den Ende die zijn talent herkende. Daarmee kwam zijn carrière echt van de grond. “Toen ik mijn eigen stem ging gebruiken en sketches ging doen, kwam het verdere succes.”

Van Duin kreeg een eigen revue waarmee hij door Nederland reisde, hij praatte op een komische manier het populaire Te land, ter zee en in de lucht aan elkaar, maakte verschillende films waaronderJoep Meloen, en had diverse hits met carnavalskrakers zoals Er staat een paard in de gang. Voor zijn hele oeuvre won Van Duin in 2018 de Ere Zilveren Nipkowschijf. Het meest trots is hij zelf op de Dik Voormekaar Show, die tussen 1973 en 1985 te horen en later ook te zien was. “Dat was echt radio-pionieren. Zelf thuis een programma in elkaar knippen en plakken.”

Het roer om

Van Duin bestrijdt dat het alleen maar grappen en grollen zijn waarop hij zijn carrière de eerste vijftig jaar heeft gebouwd. Zo speelde hij in 1972 al zijn eerste rol in de dramaserie Meisje met de blauwe hoed en schreef hij al eerder ook mooie liedjes. Toch besloot hij dat het roer om moest, toen hij zijn vijftigjarige jubileum als komiek vierde. “Oude komieken vond ik altijd zielig. Dan denk ik: het is hartstikke leuk geweest, maar nu moet je stoppen. Je mist je snelheid en je scherpte, en je kunt je ook al niet meer laten vallen, want dan breek je gelijk iets.”

Dus ging in 2015 het roer om met een hoofdrol in het theaterstuk Sunshine Boys, en twee jaar later schudde Van Duin het typetjes-imago definitief van zich af met zijn rol in de Gouden Kalf-winnende serie Het geheime dagboek van Hendrik Groen. Omroep Max-voorzitter Jan Slagter zag wel wat in de nieuwe Van Duin en hij werd gevraagd om Martine Bijl op te volgen als presentator van het succesvolle Heel Holland Bakt. Daar ontmoette hij ook Janny van der Heijden, met wie hij nu voor omroep Max reisprogramma’s maakt.

De echte bonus van lang meedraaien is volgens Van Duin dat hij zijn best niet meer hoeft te doen. “Mensen vinden het gewoon leuk als ik kom. Zo zat ik laatst aan tafel bij de heren van Vandaag Inside, inderdaad met Johan Derksen en zo. Het was best spannend, want ze kunnen je zo afbranden. Maar voor mij waren ze heel aardig en lief. We hebben zeker gelachen, maar alles bleef keurig en netjes. Ze vonden het alleen maar leuk dat ik naar het programma kwam.”

Van Duin staat op en sloft op zijn blauwe pantoffels over het rode pluche tapijt naar het koffiezetapparaat achter de glimmende notenhouten bar met biertap, midden in de kamer. “Wil je nog een kopje koffie?”

Als hij weer zit gaat het over wijzer worden. “Weet niet of je het wijzer worden kunt noemen, maar ik ben wel meer gaan nadenken. Vroeger dacht ik: als ze maar lachen. Nu ik wat ouder ben, ben ik kritischer. Dan besef je dat je sommige dingen beter kunt laten, omdat die niet leuk zijn voor sommige groepen in de samenleving. Ik ben wel huiveriger geworden om mensen te beledigen. Als je jong bent, hou je met niemand rekening.”

Lekker lui televisie maken

In de programma’s die Van Duin nu maakt is hij vooral zichzelf. Het kost hem geen moeite om op het juiste moment een grap te maken. “Die programma’s gaan niet meer om mij en dat is heel prettig. Ik hoef nergens voor te repeteren, niets te schrijven en geen dingen te bedenken. Vroeger moest dat wel en alle grappen moesten allemaal van tevoren ‘geregeld’ worden. Zo mag ik bijvoorbeeld bij Heel Holland Bakt altijd een uurtje later komen. Dat komt ook weer omdat je wat ouder bent. Ja, dat is weer een bonus, inderdaad.”

Door de jaren heen heeft hij altijd wisselende sidekicks gehad, onder wie Frans van Dusschoten, Ria Valk en Corrie van Gorp. Nu lijkt hij in Janny van der Heijden een nieuwe partner te hebben gevonden. “Janny is ook gewoon zichzelf, heel keurig met haar hond. Haar rol is dat ze leuke mensen en wetenswaardigheden kent, en daarover vertelt. En daar hoef ik dan alleen maar verbaasd op te reageren. Zo’n dag waarop we in Denkend aan Holland met het bootje gaan varen is eigenlijk een soort vakantiedag. Het is altijd mooi weer als we gaan varen en dan gaan we een fijn tochtje maken. De productie heeft geregeld dat we die leuke mensen tegengekomen, een boswachter of iemand met gevulde koeken. En ’s avonds slapen we meestal in een hotelletje en dan gaan we gezellig wat eten. Dat is gewoon heerlijk.”

Het is geweldig om alleen nog maar dingen te doen die je leuk vindt, geeft Van Duin toe, maar hij is te bescheiden om dit tot zijn eigen verdienste te rekenen. “Ik heb veel geluk gehad. Ik heb altijd goede managers gehad, niemand heeft ooit geprobeerd me op te lichten. Ik ben nooit in de verleiding gekomen om aan de drank of drugs te gaan, sterker nog: ik drink sinds mijn nieuwe liefde helemaal niet meer. Ik had twee jaar terug prostaatkanker en darmkanker, maar dat is allemaal weer gerepareerd en alles doet het weer. En na het overlijden van mijn vorige man ben ik nu ook in de liefde weer gelukkig met mijn nieuwe vriend. Het is altijd 50 procent geluk en 50 procent hard werk. Als dat niet samengaat, dan kun je nog zoveel talent hebben, maar zonder geluk wordt het lastig. Het moet allemaal een beetje mee zitten.”

Helaas geen piano leren spelen

Dat mensen hem nog steeds niet beu zijn komt door zijn gevarieerde werk van mooie liedjes en carnavalskrakers, soms platte humor, soms serieuze rollen in zowel het theater als op radio en televisie. En dat houdt niet alleen hem jong van geest, maar ook zijn publiek, zegt Van Duin. Hij is er trots op dat hij voor mensen een inspiratiebron is. Zoals Edwin Evers die in zijn radioshow vooral geliefd was vanwege zijn typetjes, zoals Frank en Ronald de Boer.

Evers zegt zelf dat hij er nooit aan begonnen was als de Dik Voormekaar Show er niet was geweest. “Ik heb nergens spijt van en ik heb bijna alles al gedaan. Behalve musical, en dat gaat ook niet gebeuren. Zie je mij al dansen? Een talkshow, ja dat zou kunnen. Mensen zien mij als betrouwbaar, ze kopen gerust mijn tweedehandsauto. Maar nee, er zijn al genoeg talkshows. Het enige waar ik misschien spijt van heb is dat ik geen piano heb leren spelen. Het is heel handig als je jezelf kunt begeleiden op de piano.”

De geraniums zijn voor Van Duin nog heel ver weg, ook zijn zestigjarig jubileum gaat daar niks aan veranderen. Vanwaar dit fanatisme?

“Ik blijf er gezond bij, en het is leuk om er nog een beetje bij te horen. Je wordt uitgenodigd voor premières en talkshows, ik ben regelmatig onder collega’s. Het is fijn om midden in het leven te staan. Zolang je het fysiek kunt opbrengen, moet je zo lang mogelijk blijven werken. Ik zou nooit helemaal stoppen, want dat zie je: mensen die echt stoppen met werken, die zijn binnen de kortste keren afgeschreven. Ik hou van reuring, daarom woon ik ook in de stad. In januari gaan we op vakantie en sommige mensen zeggen: ‘Heerlijk rustig, veertien dagen niemand’. Nou, dat vind ik vreselijk: veertien dagen niemand, hutje op de hei. Nee, dat is niets voor André van Duin.”

Interview: Nienke Schipper voor dagblad Trouw

Wat zie ik? Dries Roelvink

Dries Roelvink over zijn uiterlijk: Mooi overhemd, visagie, ik vind dat belangrijk

Hoe kijk je naar foto's van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Zanger Dries Roelvink (64) had zich eigenlijk wat beter op deze shoot willen voorbereiden.

Wat zie je als je naar je foto’s kijkt?

“Ik ben een beetje ontevreden over hoe ik op de foto’s sta. Ik had me niet goed voor­bereid, anders had ik gezorgd dat alles perfect was. Mijn mooiste overhemd, mijn gezicht in de visagie. Ik vind dat belangrijk, ik ben nu eenmaal een ijdele man. Dat was ik al toen ik nog betaald voetbal deed. Ik was in staat om vijf minuten voor de wedstrijd nog even gel in mijn haren te smeren.”

Jij bent de man van de show.

“Het geldt misschien voor elke artiest, maar er zit toch wel een narcist in mij. Gelukkig zegt mijn manager dat ik wel een leúke narcist ben. Want ik interesseer me voor mensen. Ik heb aandacht voor mijn geliefden, maar als ik een vol restaurant binnenloop en mensen willen met me op de foto, dan neem ik daar de tijd voor.”

Je leven is erg openbaar, op de socials, op tv. Word je daar weleens gek van?

“Als ze níet meer opkijken als je binnenloopt, dán heb je pas een probleem.”

Want dan ben je niet meer zichtbaar?

“Ik heb het er weleens met mijn zoons over: dit leven op aarde is zo wonderlijk. We lopen hier een tijdje rond, stipjes in dat enorme heelal, en dan pats-boem, op een dag zijn we weg. Ik kan me daar echt zorgen over maken en al helemaal als ze zeggen: ‘Ah joh, als je geluk hebt, sterf je in je slaap’. Geluk! Ik moet er niet aan denken, ik durf om die reden soms nauwelijks naar bed te gaan.”

Want als je dood bent zien ze je niet meer. Dus als ze je wel zien, dan besta je?

“Misschien is het wel zo simpel, ja. Ik doe er alles aan om te bestaan. Je ziet mij in ieder geval nooit een uurtje op de bank zitten niksen. Van stilzitten ga ik malen. Ik zoek die gelukshormonen, door twee uur per dag te sporten, door zoveel mogelijk optredens. En horeca. Ik ben gek op restaurants en mooie wijnen. Zodra ik tijd heb gaan we ­ergens eten of ga ik koken. Maken we meteen een filmpje voor mijn Insta-account.”

En dat allemaal in prachtig overhemd, zwarte broek, gespschoenen, haar naar achteren gekamd.

“Weet je waarom ik die foto van achteren mooi vind? Dan zie je de v-vorm van mijn rug. Je ziet dat mijn haar goed zit. Mijn vader had dat ook, voor hij van huis ging riep hij altijd naar mijn moeder: ‘Ali, hoe zit mijn haar?’”

Als je haar goed zit, kun je de wereld aan.

“Wist je dat dit de eerste keer is dat ik word geïnterviewd door Trouw? Ik ben meer een Telegraaf- en Parool-man. Trouw besteedt ook veel aandacht aan geloof en dat zou ik wel willen, kunnen geloven. Geloven in een paradijs, in iets wat er ná dit leven is. Dat zou me geruststellen.”

Nu heb je alleen houvast aan een perfecte look en veel sporten.

“En ik heb om me heen gezien: gezond ­leven hoeft geen garantie voor een lang ­leven te zijn.”

Dus dan maar zoveel mogelijk optreden.

“Het liefst met mensen in de zaal die ik ken. Waarom dat is? Ja weet je, vrienden kennen me ook van mindere periodes in mijn leven. Als ze me dan zien optreden in een grote zaal, dan ben ik trots. Dan zien ze hoe ik mensen kan raken. Dan zien ze hoe ver ik gekomen ben in die 35 jaar dat ik zing. Van zingen op een kratje achter de bar, tot een uitverkocht Concertgebouw. Een geluidsman van mij zei altijd: ‘Ik kan aan mijn lampjes zien of er vrienden van je binnenkomen’. En zo is het. Voor mijn familie en mijn vrienden doe ik extra mijn best. Dan maak ik me nóg iets zichtbaarder, ja. Schieten alle lampjes op die mengtafel de hoogte in.”

Dries Roelvink (1959) is zanger en tv-persoonlijkheid.

Wat zie ik? Miljuschka Witzenhausen

Miljuschka Witzenhausen: ‘Veertig? Dan val je al bijna uit elkaar’

Hoe kijk je naar foto’s van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Miljuschka Witzenhausen (38) is van plan gewoon rimpels te krijgen, ‘in mijn vak een behoorlijk groot voornemen’.

Interview: Jowi Schmitz
Fotografie: Martijn Gijsbertsen
MUA: Mettina Jager

Wat zie je als je naar je foto’s kijkt?

“Zo’n tweehonderd dagen per jaar zit ik in de make-up met een glinsterpakkie aan, dus dit is hoe ik mezelf het vaakst zie. Tegelijk heb ik een visagiste, ik bedoel, ik kán dit gezicht niet eens zelf. Ik ben mijn eigen product.”

Je voelt niks bij de foto’s?

“Nou, ik kan zien dat ik de lippen van mijn vader heb en ook zijn wipneus. Ik heb de ogen van mijn moeder. Verder weet ik de goeie hoek van mijn gezicht, die staat wel op deze foto’s, ja. Net als mijn echte lach, dat verschil zie ik ook. Dat zwiepende haar vind ik feestelijk, en die serieuze is ook goed, want ik ben niet altijd aardig en gezellig immers.”

Wat vind je van het commentaar van de buitenwereld op jouw uiterlijk?

“Enerzijds – en dan klink ik misschien als in een Miss-verkiezing – ben ik dankbaar dat mensen me willen zien. Ik krijg ook heel veel – wisselende – tips; mensen die zeggen dat ik mijn bakkebaarden moet laten laseren, mensen die zeggen dat mijn oogleden beginnen te hangen. Er wordt me van alles aangeboden, ook gratis. Maar ik doe geen concessies. Ik ben van plan gewoon oud te worden en rimpels te krijgen. Dat is in mijn vak al een behoorlijk groot voornemen.”

Oud worden en rimpels krijgen als voornemen?

“Het is nog steeds zo dat een vrouw in de media het beste scoort met een knap, jeugdig gezicht. Ik ben daar tegen, maar het is wel de wereld waar ik in zit. Dus ik doe eraan mee én ik verzet me ertegen.”

Hoe doe je dat dan?

“Ik geloof dat iedereen met een innerlijk kompas is geboren. Mijn kompas vertelde me al jong dat ik iemand ben die verhalen wil maken. Ik wil verhalen maken met ­mezelf als instrument. En dan bedoel ik mijn uiterlijk, maar ook mijn hersenen.”

Je zet alles in.

“Kijk, ik ben een vrouw van bijna veertig, dan begin je al bijna uit elkaar te vallen. Maar I couldn’t care less. Het kan me niets schelen. Het zijn de creatieve ideeën die me drijven. Ik maakte net een serie films over het koken van een kerst­diner, ik besloot een magazine te starten terwijl de magazines niet meer ‘in’ zijn. Dát is wat ik belangrijk vind. Zo’n plan bedenken, dan dóórtrappen tot het er staat.”

En om die plannen te verkopen moet je zichtbaar blijven

“Na TMF kwam er een periode van kinderen krijgen en lekker thuis koken. Met dat koken startte ik acht jaar geleden ook op tv. Maar er is tegenwoordig geen twintigjarige meer die lineaire tv kijkt, zelfs ik doe dat amper. We zijn dus vorig jaar met TikTok begonnen en inmiddels heb ik daar 250.000 volgers. Ik probeer daar niet jong en hip te zijn, helemaal niet; ik ben gewoon de senior met kennis, die handige tips over eten geeft. Ik vóel me ook een ervaren vrouw. Mijn vrienden zeggen weleens dat ze zich van binnen nog negentien voelen, maar dan zeg ik altijd; ga maar eens met een negentienjarige aan tafel zitten, dan voel je je ­meteen weer veertig.”

Zo beweeg je mee met het oog van de wereld

“Ik leef niet voor het publieke, maar echt voor mezelf, voor de mensen van wie ik hou. Emoties voel ik bij foto’s van mijn kinderen en mijn man op vakantie, dáár zit gevoel, dat is een weerspiegeling van een herinnering. Ik ben van plan dat allemaal precies zo te houden. Als die wereld van de media me niet meer wil omdat ik te oud word, te rimpelig, te dik – of juist te dun – dan begin ik gewoon een broodjeszaak. Want er is één ding dat ik al heel lang weet: de wereld mag dan onbetrouwbaar zijn, op mezelf kan ik aan.”

Miljuschka Witzenhausen (1985) werd bekend als vj en soapactrice. Ze is presentator, culinair expert en tv-kok.

Adera Godfrey

De Keniaanse geestelijke Adera Godfrey is gay: ‘God doet niet moeilijk over mijn geaardheid’

Adera Godfrey moest na zijn coming-out stoppen met zijn werk als priester in de Anglicaanse Kerk van Kenia. Nu werkt hij in een lhbti+-vriendelijke kerk in Nairobi.

Interview: Stijn Fens

Het is de dag na de door de PVV gewonnen Tweede Kamerverkiezingen en Adera Godfrey zit in het restaurant van een hotel aan de rand van Amsterdam. Hij is geschokt door de grote overwinning van de partij van Geert Wilders. “Ik dacht dat dit in het zo tolerante Nederland niet mogelijk was en voel me sinds gisteravond gelijk een stuk minder veilig.”

Godfrey (30) heeft de afgelopen drie maanden in het kader van een uitwisselingsprogramma aan de Vrije Universiteit gewerkt aan zijn promotie. “Mijn onderzoeksinteresse gaat uit naar de zichtbaarheid van queers en de mogelijkheden voor hen om een volwaardig leven te leiden in Afrika, waar homofobie welig tiert.”

Nee, Godfrey heeft geen grote missie om het religieuze landschap in zijn vaderland Kenia in één klap te veranderen. “Ik heb maar een klein visioen. Dat houdt in dat ik op mijn manier het goede probeer te doen en mensen aanspoor tot hetzelfde.”

Ontmenselijkt

Adera Godfrey komt uit een klein dorp in het westen van Kenia. Toen hij nog klein was, wist hij al dat hij op jongens viel. In Kenia staat een straf van 5 tot 14 jaar op het hebben van een homoseksuele relatie. Jaarlijks worden er honderden mensen opgepakt vanwege hun seksuele geaardheid. Tot vervolging komt het vrijwel nooit volgens Godfrey. Toch zorgt dit alles voor een onveilige situatie voor queers. “Je moet je realiseren dat die anti-homowetgeving nog uit de koloniale tijd stamt. Alle landen die dit soort wetten hebben, zoals Kenia, Oeganda en Tanzania, waren ooit Britse kolonies. Het is niet iets Afrikaans of zo.”

Godfrey komt uit een christelijke familie. In 2017 wil hij zich tot diaken laten wijden in de Anglicaanse Kerk van Kenia die uitgesproken anti-homo is, maar hij twijfelt. “Ze zien homoseksualiteit als een zonde, als iets verkeerds, als iets dat niet Afrikaans is en onchristelijk. In hun ogen ben je ziek, gehandicapt en bezeten door demonen. Er moet voor je gebeden worden. Je wordt ontmenselijkt.”

Zoek maar een vrouw

Hij besluit zich toch te laten wijden, later wordt hij zelfs priester. “Ik worstelde er een beetje mee natuurlijk, maar ik zei tegen mezelf: ‘Waarom niet? Ik kan tegelijkertijd trouw zijn aan mezelf zijn en de standpunten van mijn kerk uitdragen.’” De werkelijkheid blijkt weerbarstiger. Godfrey komt klem te zitten. “Het klimaat werd te giftig voor mij.” Hij besloot zelf zijn werk als priester in de Anglicaanse Kerk van Kenia neer te leggen, voordat ze hem zouden schorsen en er een publiek schandaal zou ontstaan.

Het gesprek met zijn bisschop verloopt opmerkelijk. Godfrey vertelt dat hij stopt als priester en dat hij op mannen valt. “Zoek een vrouw, trouw met haar en dan gaat het vanzelf over”, zegt de bisschop. Godfrey is nog steeds anglicaans priester, maar voert geen priesterlijke taken meer uit. “Ik hoor nooit meer wat van mijn bisschop. Ze doen alsof ik niet meer besta.”

Hij brengt ook zijn familie op de hoogte, althans een deel ervan. Zijn oudste broer zegt dat hij niet minder van hem zal houden. Tegen zijn ouders zegt Adera Godfrey niks. “Natuurlijk wisten ze het al. Goede ouders weten zulke dingen. Ze willen er gewoon niet over praten. Ik hou ook mijn mond. We willen alle drie geen problemen met elkaar.”

Ondanks alle tegenwind blijft Godfey optimistisch. ‘God doet niet moeilijk over mijn geaardheid en Jezus heeft nooit iets over homoseksualiteit gezegd.’Beeld Martijn Gijsbertsen

Inmiddels heeft hij onderdak en werk gevonden in een andere kerk: de lhbti+-vriendelijke Cosmopolitan Affirming Church, in goed Nederlands de Cosmopolitische Bevestigende Kerk, gevestigd in een buitenwijk van Nairobi. Het moge duidelijk zijn: hier is juist wel iedereen welkom, wat je seksuele identiteit ook is. Elke zondagmiddag is er een dienst, er wordt samen gebeden en uit de Bijbel gelezen. In alle openheid. Hoewel dat laatste ook wel weer tegenvalt. “Als je nieuw bent, voordat je naar de community komt, moet je aangeven wie je bent. We hebben een beveiligingsteam dat iedereen controleert die hier komt. Wie zijn het? Hoe weten ze van ons? Dat soort vragen moeten wij wel stellen.”

Al duurt het 100 jaar, het moet gebeuren

Vanuit die kerk die zoveel gemarginaliseerden een warme ontvangst biedt, werkt Godfrey verder aan de verwezenlijking van zijn ideaal. “Ik wil ervoor zorgen dat geloof een ruimte creëert waar op een veilige manier over het leven van queers gesproken kan worden. Het kan 100 jaar duren. Het kan 10 jaar duren, maar het moet gebeuren.”

Daarbij helpen de omstandigheden nog niet mee, dat geeft hij ruiterlijk toe. De anti-homowetten in zijn land zijn nog altijd van kracht, al zal dat ooit wel een keer veranderen, denkt hij. De opstelling van de kerken in Kenia is net zo conservatief en onderdrukkend. “Veel van de Pinksterkerken en Evangelische gemeenten krijgen geld van superrechtse Amerikaanse zusterkerken. Die willen zo wat zij noemen ‘gezinsbescherming’ in mijn land steunen. In feite is het een nieuwe vorm van kolonialisme. Ze willen hun conservatieve waarden en hun labels voor ons opdringen en financieren zelfs campagnes tegen zoiets elementairs als seksuele voorlichting.”

God doet niet moeilijk

Hij is blij met paus Franciscus die er in januari voor pleitte om homoseksualiteit te decriminaliseren. Wetten die bedoeld zijn om homo’s te discrimineren zijn volgens hem onrechtvaardig en de katholieke kerk moet eraan bijdragen dat ze verdwijnen. Bisschoppen die anti-homowetten steunen, moeten zich bekeren. “Dat was heel belangrijk voor ons. We kunnen rooms-katholieke bisschoppen die antihomo-uitspraken doen op de uitspraken van hun eigen paus wijzen.”

Over Justin Welby, aartsbisschop van Canterbury en primaat van de Anglicaanse Kerk wereldwijd, is hij minder enthousiast. “Hij zou veel meer voor ons kunnen doen, maar is geobsedeerd door het behoud van eenheid binnen de Anglicaanse gemeenschap. Welby zou geobsedeerd moeten zijn door menselijke waardigheid.”

Ondanks alle tegenwind blijft Godfrey optimistisch. “God doet niet moeilijk over mijn geaardheid en Jezus heeft nooit iets over homoseksualiteit gezegd. Wat hij wel deed, is zich radicaal identificeren met de minsten van zijn tijd. Daar hou ik mij aan vast. En voor de rest: Ik wil me niet verstoppen. Ik wil niet uitgewist worden. Ik wil niet gedempt worden. Ik wil gewoon gezien worden.”

Wat zie ik? met Milouska Meulens

Te breed gezicht, kleine ogen, rare kuiltjes: Milouska Meulens was zich altijd bewust van zichzelf

Hoe kijk je naar foto's van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Presentator Milouska Meulens (50) oefende als kind al op een smal gezicht: glimlachen alleen met de ogen, lippen bescheiden.

Wat zie je als je naar je foto’s kijkt?

“Deze foto’s had ik vroeger nooit gekozen. Toen ik het NOS Jeugdjournaal presenteerde heb ik me een ‘jeugdjournaalblik’ aangeleerd. Een en al controle: vriendelijk, ongevaarlijk. Niet een al te wijde lach, ik krijg er bolle wangen en kleine ogen van. Bovendien is mijn oogwit minder wit dan mijn tanden, geel zelfs, dus liever een dichte mond.”

Werd die jeugdjournaalbik voor de spiegel geoefend?

“Absoluut. Dat oefenen deed ik al langer. Ik denk dat ik negen was toen ik kuiltjes ontdekte bij mijn wenkbrauwen. Rare kuiltjes, geen schattige, die je alleen zag als ik lachte. Daarna kwam een schoolfoto in de vierde klas, met zo’n lachende open mond. Iemand had net de strik uit mijn vlecht getrokken, daar was ik tijdens het poseren nog mee bezig; het ongemak straalde ervan af. Ik bestudeerde de foto en zag veel dat me niet beviel: boventanden te groot, pigmentvlekken op mijn lippen, lichaam slungelig. Ik besloot op dat moment ook; mijn gezicht is te breed.

“Toen ben ik een smaller gezicht gaan ­oefenen, glimlachen met alleen ogen, lippen bescheiden. Mijn zwager merkte eens op: ‘Je ziet er op alle familiefoto’s hetzelfde uit.’ Bleek ik nog steeds dat gezicht op te zetten.”

Dus het zat dieper dan je in de gaten had?

“Blijkbaar. Publieke zichtbaarheid heeft sowieso invloed op me gehad. Vanaf de Jeugdjournaal-tijd lette ik er ook op niet door het rode stoplicht te lopen, niet in het openbaar laveloos te worden, niks onbetamelijks te doen waar anderen bij waren. Toen ik Vroege Vogels presenteerde ging ik nóg groener leven, op het dwangmatige af.

“Maar los van die publieke zichtbaarheid zat het dus ook in mezelf; ik was al jong groot; op mijn tiende was ik 1,75, had ik cup B en schoenmaat 39. Dan word je door andere kinderen intimiderend gevonden en volwassenen behandelen je ook anders, groter. Het maakte me extreem ongemakkelijk, dus dan glimlachte ik zo onschuldig mogelijk om maar aan te geven: ik ben klein. Mijn lengte en uiterlijk begonnen voor mij pas te kloppen rond mijn zeventiende.”

Dat klinkt als een behoorlijke impact op je leven.

“Mijn twee broers waren ook vroeg lang, en in hun hiphoptijd hadden ze ringetjes in hun oren, broeken laag, bandana’s om. Oude vrouwtjes staken snel de straat over als ze ons tegemoet kwamen lopen. Dat vond ik heftig en begrijpelijk tegelijk. In de media heerst nog altijd het beeld van zwarte jongeren als gangsters, gevaarlijk, agressief.”

En jij compenseerde met je blik?

“Ik was me altijd bewust van mezelf, keek als het ware op mezelf neer vanaf het plafond. In gesprekken liet ik zo snel mogelijk merken dat ik slim was, op het vwo zat. Niet om op te scheppen, maar als een soort codetaal: ik hoor bij jullie, wij zijn hetzelfde, ik ben niet eng. Klinkt heftig nu, misschien, maar dat voelde toen als nodig.”

En nu is het niet meer nodig.

“Voor mij niet, dat heeft met leeftijd te maken en inzichten. Als je erover nadenkt is het verschil tussen je ik ‘van binnen’ en ‘van buiten’ altijd aanwezig. Alleen al het feit dat ik mezelf in ‘stereo’ hoor en jij alleen mijn stem aan de buitenkant. Jij ziet mij de hele tijd, ik zie mezelf alleen in de spiegel of op een foto. Wie ben ik dan? Degene die jij ziet en hoort, of hoe ik mezelf waarneem? Wie bepaalt dat? Wat is echt?”

Wat is echt?

“Er zijn maar een paar momenten dat je niet kunt regisseren hoe je kijkt: als je niest, als je klaarkomt en bij een bevalling. Ik weet nog dat ik een heel scenario had voor mijn bevalling. Nou, mooi dat dat heel anders liep. De les: life is messy, deal with it. Je kunt alles willen beheersen, maar dat gaat niet, dus lach erom, alsof niemand meekijkt. Dát is echt.”

MIlouska Meulens is tv- en radiopresentator, columnist en kinderboekenschrijfster.

Wat zie ik? met Rob Kamphues

Presentator Rob Kamphues: ‘Ik weet wat mensen willen en ik lever het’

Hoe kijk je naar foto's van jezelf, wat bevalt je, en wat niet? Presentator en cabaretier Rob Kamphues (63) weet: met een camera erbij schiet je gemakkelijk in een groef.

Wat zie je als je naar je foto’s kijkt?

“Drie van de vier foto’s voelen authentiek, daar herken ik mezelf in. Maar die foto linksonder, daar zie ik een man die poseert voor de fotograaf. Hij denkt bij zichzelf: ‘Wat ben jij een lul’, en dat levert blijkbaar een blik op die veel fotografen graag zien, want als ik zo kijk roepen ze altijd: ‘Ja, Rob, dat is ’m. Meer!’ Behalve de fotografen van sommige damesbladen, die roepen juist: ‘Lach nog eens Rob!’ Sta ik overal als een blij ei op de foto’s.”

En je bent geen blij ei.

“Ik bedoel vooral: met een camera erbij is het makkelijk om in een soort groef te schieten. Ik weet wat de mensen willen en ik lever het. Dat geldt ook voor andere vormen van optreden in het openbaar. Wist je bijvoorbeeld dat er een bepaald loopje bestaat voor een winnaar? Ik kan dat loopje. Binnen het autoracen gaat-ie zo: je moet je overall om je middel knopen, de net gewonnen beker hou je losjes in je linkerhand, en je kijkt enigszins vermoeid. Dát is het loopje van de man die goed werk heeft verricht. Het zijn dus niet alleen autocoureurs die dat loopje kennen. Barack Obama doet ’m ook.”

Zo sta jij op de cover van je boek ‘Inhaalrace’.

“Ik hou nou eenmaal van racen en van alles wat erbij hoort. Ik hou ook van de beschilderde helmen. Wist je dat ook mensen als Max Verstappen máánden met zo’n ontwerp bezig kunnen zijn, tot ze precies weten wat de ontwerper moet maken? Geweldig. Of die prachtige leren schoentjes die je tijdens het racen draagt; ook daar bestaan allemaal ongeschreven regels over – ze mogen niet wit zijn, in ieder geval. Ik hou van de ijdelheid die bij het racen hoort. Of nee, het is iets ingewikkelder dan dat; ik hou van die ijdelheid, vind vervolgens dat ik er níet van zou moeten houden en doe er dan alles aan om er heel nonchalant over te zijn.”

Racen heeft ook met dapperheid te maken, net als sommige tv-programma’s die je maakte, met levensgevaarlijke opdrachten. Hou je daar ook van?

“Op mijn veertiende besloot ik nergens meer bang voor te zijn. Tot die tijd was ik bijna overal bang voor – en mijn moeder ook. Ik ben heel lang ziek geweest, was ‘dat kind met dat hartprobleem’. Dat wilde ik niet meer zijn.”

Heeft dat besluit ook te maken met hoe je wilde dat mensen je zagen? Als een niet-bang, sterk mens?

“Het was in ieder geval een hang naar aandacht: zie mij. Daarom vond ik cabaret ook leuk, simpel gezegd deed ik dat toch vanuit de gedachte; als ze lachen vinden ze me aardig. Maar het ingewikkelde is dat je jezelf kwijtraakt als je gaat geloven in die aandacht, als je alleen nog de koppen trekt die een fotograaf wil dat je trekt, als je alleen nog maar de stunts doet die een redactie voor je verzonnen heeft.”

Gebeurde dat bij jou?

“Kijk, als je heel hard racet is dat een gecalculeerd risico. Als je je levend laat begraven en niemand weet zeker of de deksel van de kist het wel gaat houden, is dat gewoon dom. Die domheid, dat ál te roekeloos spelen met mijn leven, dat wil ik niet meer. Er komt een tijd dat je moet gaan doseren.”

Hoe ziet dat doseren eruit?

“De rode draad in mijn leven is dat ik me comfortabel voel op het randje van gevaar, dat geldt voor autoracen en voor tv – nog steeds. Ik zou nu andere programma’s kiezen, maar ik zou de spanning zeker opzoeken. Daarom vind ik het programma over autoraces dat ik bij Ziggo presenteer ook leuk. Ik kruip nog steeds zonder aarzelen achter het stuur als het regent en ik net iets te hard moet rijden om me goed te kwalificeren. Maar dat is toch net even anders dan toen ik zestien was en altijd zonder te kijken extra gas gaf als ik met mijn brommertje een kruispunt naderde, vanuit de gedachte; hoe sneller je gaat, hoe minder groot de kans dat ze je raken.”

Rob Kamphues is tv-presentator, cabaretier en autocoureur

Schaatslegende Marianne Timmer

Marianne Timmer schreef een boek om mensen te helpen zich vitaal te (blijven) voelen. Ook haar deed het goed: ze heeft weer het gevoel dat ze van toegevoegde waarde is voor de maatschappij. Een gedachte die ze compleet kwijt was. ‘Ik ben heel verdrietig geweest. Ik heb me echt alleen gevoeld.’

door Kick Hommes

De laatste tijd komt Marianne Timmer weer spullen tegen uit Nagano (1998), of Turijn (2006). Ze bladert door plakboeken, vindt kledingstukken die nog uit haar tijd bij Jong Oranje komen en ze heeft nog steeds talloze brieven van bewonderaars bewaard. “Ik moet wel eerlijk zeggen: vooral mijn moeder kijkt echt álles door.”

De reden dat ze alles weer terugkijkt, is tweeledig. Aan de ene kant levert ze spullen aan voor een theatervoorstelling in Hoogezand, Timmertje geheten, over een nuchtere Sappemeerse die groot werd door haar drie gouden olympische medailles. En aan de andere kant moest ze de spullen naar de opslag brengen. Alles lag op de zolder van de boerderij waar ze woonde, maar waar ze na haar scheiding met haar man Henk niet kon blijven.

‘Timmertje, Timmertje, wat ga je doen?’

Het herverdelen van haar sportgeschiedenis staat bijna symbool voor Timmers leven. Over dat leven vertelt ze tijdens een wandeling in het Amsterdamse bos. Op verzoek van de fotograaf heeft Timmer (49) de schaatsen van de Spelen van Turijn in 2006 meegenomen. De zon schijnt en haar hond Chico vindt de hele tijd gekleurde boeien waarmee de roeiers op de Bosbaan hun banen markeren. Timmer leidt de weg op paadjes waar ze regelmatig hardloopt, en waar er nog steeds mensen zijn die haar de beroemde woorden van commentator Frank Snoeks naroepen: ‘Timmertje, Timmertje, wat ga je doen?’

Binnenkort brengt Timmer een boek uit waarin ze mensen wil aansporen vitaal te zijn en te blijven sporten, ook als ze wat ouder zijn. Ze interviewt onder meer presentator Humberto Tan, zangeres Floor Jansen en cabaretier Peter Heerschop over wat zij doen om fit te blijven. Het zijn mensen die haar inspireren, zegt ze. “Zij hebben een wauw-factor voor mij.”

“Ik weet wat sport met je doet”, vertelt ze als ze met Chico apporteren speelt. “Maar ik zie ook mensen die rond hun veertigste of vijftigste denken: ik word ouder, niet sporten hoort erbij, ik voel me moe. Dat is alleen zo zonde. Ik heb Hugo de Jonge gesproken. Dat heeft niets met mijn politieke voorkeur te maken, maar als hij als politicus al drie uur de tijd maakt om te sporten, dan kan iedereen het.”

‘Soms denk je: wat een lapzwans ben je, een nietsnut’

Sinds de coronatijd begeleidt Timmer mensen bij hun pogingen weer fit te worden. Het is fijn werk, zegt ze. Het geeft haar het gevoel weer van toegevoegde waarde voor de maatschappij te zijn. Een gevoel dat ze ‘helemaal was kwijtgeraakt’ toen ze even niet wist wat ze na haar schaats- en coach-carrière moest doen. “Het was een tussenfase. Dan denk je soms: wat een lapzwans ben je, een nietsnut. Dan ben je streng voor jezelf. Niemand heeft altijd een polonaisegevoel. Ik ook niet. Maar ik ben redelijk positief ingesteld. Ik doe elke dag wat leuks en geniet bewust van de dingen die gebeuren.”

De hoogtepunten uit haar leven zijn bekend. Het is dit jaar 25 jaar geleden dat Timmer in Nagano iets deed waardoor ze een dag later half Nederland achter zich aan kreeg. De ene helft wilde met haar trouwen, de andere helft schreef haar brieven. Plotsklaps was ze de bekendste Nederlander onder de BN’ers.

The Hangover

Ze ging door alsof er niks aan de hand was, maar dat was schijn. Zo overdonderd was ze dat ze ‘ontsnapte’ naar datgene wat volgens haar het meeste veiligheid bood. Een deel van die ‘overlevingstocht’ was een huwelijk met haar toenmalige trainer Peter Mueller, een gegeven waardoor ze een tijd het contact verloor met haar vader. Ze trouwde in een ‘drive through’ in Las Vegas, een ‘rebelse actie’ en een scène die veel weghad van de film The Hangover, waar een groep vrienden na een avond uit niet meer weet wat ze hebben gedaan. Mueller schreef later een boek over hun tijd samen en het schaatsen in Nederland, dat door Timmer in een vlaag van woede in een vuurkorf is verbrand.

In 2006, eenmaal in rustiger vaarwater, werd Timmer in Italië nogmaals verrassend olympisch kampioen. Het leven ging goed, ze werd trainer van een schaatsploeg en kende mooie jaren met haar nieuwe man Henk Timmer, de voormalig voetbalkeeper. Achttien jaar waren ze samen. Tot ze drie jaar geleden een keuze maakte. “Ik heb me afgevraagd of de mooiste tijd van mijn leven erop zat en het behelpen was. Bij twee mensen die ruzie hebben, hebben twee mensen schuld. Maar ik werd niet gelukkig.”

Wat volgde was geen vreugde, maar wederom een diep dal. Ze werd uitgenodigd voor televisieprogramma’s en ging er vol voor, bijvoorbeeld als mogelijke militair in Special Forces Vips. Ze deed mee in het programma Meer dan Goud, waarin topsporters elkaar vertellen over hun sportcarrière. Maar wat bijna niemand weet, is dat ze voor dat laatste programma twee keer afzegde, omdat ze niet goed in haar vel zat.

Opgekrabbeld, maar er blijven altijd krassen op de ziel

Tijdens de wandeling vertelt ze dat ze nu weer gelukkig is. De kracht is geweest dat ze wéér is opgekrabbeld. Dat wil ze ook meegeven in haar boek. Ze wil een positief verhaal vertellen. De keuzes die ze heeft gemaakt, geven haar veel mooie dingen. “Als ik nu achterom kijk, had ik veel eerder mijn route moeten gaan bewandelen.”

Maar er blijven altijd krassen op de ziel. Voor haar kwamen na haar scheiding verschillende stressfactoren bijeen. Ze moest verhuizen. Via een vriend kon ze in Amsterdam een huisje krijgen. De boerderij werd ingeruild voor 74 vierkante meter in een flatgebouw op acht hoog in de stad. Ze kende niemand. Er waren periodes dat ze naar bed ging en dacht: ik kom er niet meer uit. “Ik ben heel verdrietig geweest”, zegt ze. “Ik heb me echt alleen gevoeld.” Gelukkig was er Chico, die moest uitgelaten worden.

Er kwam een gevoel van onmacht overheen. “Ik kwam weleens terug van hardlopen en dacht: nu heb ik energie. Maar wanneer ik dan achter mijn laptop ging zitten, kwam er geen idee. Echt geen idee. Geen letter op papier.” Ze vergelijkt zich met een hertje dat bevriest terwijl een roofdier het beest in stukken bijt. “Je moet weg, maar je weet niet meer of je vooruit, achteruit, links of rechts moet gaan. Dat is heel naar.”

Het was zoeken naar een paar ‘ankertjes’, zoals ze het noemt. Timmer sprak met haar buurvrouw, maar noemde niet dat ze schaatsster was. Ze wilde even anoniem blijven. Op die manier kwam er wel weer schwung in haar leven. In korte tijd heeft ze een groep vrienden gevonden met wie ze fijn omgaat, goede rode wijn drinkt en sport. Alhoewel: “Vind je drie jaar een korte tijd? Voor mij voelde dat als heel lang.”

Kinderwens

Een moment dat vooral binnenkwam was een gesprek dat ze eens had over haar kinderwens. Het was een keiharde confrontatie, zoals ze zegt. “Ik heb dat gevoel weggestopt. Omdat je accepteert dat het gaat zoals het gaat en dan wil je ook geen gezeik of gedoe.” Want diep vanbinnen had ze een kindje leuk gevonden, zegt ze nu, als er op het goede moment een man was geweest met hetzelfde idee als zij. “Ik heb ook goede genen, denk ik. Al was het er eentje geweest, dan was het leuk.”

Maar nu is die kans voorbij. “Ik heb er nu geen slapeloze nachten van, maar natuurlijk zijn er wel momenten dat je eraan denkt. Als je twintig bent, groeit de wereld. Bij dertig ga je nadenken over een gezinsleven of niet. Bij veertig is de ‘last minute call’. En ja, als je dan vijftig bent, dan ben je op de helft en wil je vooral omgaan met leuke mensen die energie geven.”

.Wat ze wil zeggen: ze telt haar knopen. Wel moet ze nadenken wat ze gaat doen met een kleine familieportefeuille. Een portemonneetje met een knip, volledig van zilver, met daarin een handgeschreven briefje van over-overgrootoma. In de familie doorgegeven van moeders op dochters. Timmer: “Dan kijk je daarnaar en denk je: nu houdt het op”.

Intuïtie

Achteraf had ze misschien meer moeten luisteren naar haar intuïtie, iets waarvan uit testen blijkt dat het bij Timmer goed ontwikkeld is. “Ik heb signalen gehad waaruit bleek dat ik vastgelopen was. Ik heb er geen gehoor aan gegeven. Blijkbaar heb ik me te veel weggecijferd.”

Maar, zo zegt en schrijft ze: ze heeft nu de juiste keuze gemaakt. Het nieuwe leven biedt haar veel. Daarom schrijft ze ook voor mensen die vastzitten in hun leven, vertelt ze na de wandeling in een caféetje, aan een cappuccino. De hond ligt aan haar voeten. “Ja, voor mensen die iets anders willen, die lekkerder in hun vel willen zitten, of die om moeten gaan met tegenslag.”

Sport helpt, weet ze uit eigen ervaring. Wie heeft gesport, voelt zich opgeruimd. Maar wat kan ze doen om niet weer in een valkuil te trappen? “Meestal gaat het in periodes van acht jaar”, lacht ze. “Als ik nu twee van die periodes aan elkaar kan knopen, kom ik al in de buurt van een rollator en is het goed.”

Ze zegt het luchtig, maar is zelf wel degelijk veranderd, zegt ze. Als ze terugkijkt op haar leven, is ze dezelfde persoon met dezelfde karaktereigenschappen, maar wel wat minder goedgelovig. “Het is een nieuwe ontdekkingsreis. Dit is blijkbaar mijn levensloop. Uiteindelijk geloof ik dat je altijd iets moet leren. Om een volgende stap te maken, in je eigen ontwikkeling of in je eigen geluk.

“Want weet je”, zo zegt ze op het eind van het gesprek: “Het is toch maar gelukt om als klein meisje uit Sappemeer in Groningen, een provincie waar veel armoede is en waar mensen meer overgewicht hebben, de top te bereiken en de wereld over te gaan.”

Marianne Timmer, Yoeri van den Busken
De Timmerfabriek – werken aan jezelf
Inside; 208 pag., 22,99 euro

Welkom in de AI-fabriek

Fotograaf Martijn Gijsbertsen ging met AI aan de slag

Bij deze essayserie over de beperkingen van kunstmatige intelligentie (AI) vroeg Trouw beeldredacteuren, illustratoren en fotografen om zelf met AI-beeldsoftware aan de slag te gaan. Zo willen we ook in de praktijk de beperkingen van de techniek onderzoeken.

Het beeld bij dit artikel is van fotograaf Martijn Gijsbertsen. Hij begon door al gemaakte portretten naar Midjourney te uploaden, en het programma te vragen dat beeld te beschrijven met 'prompts' - beschrijvingen. Die prompts voerde hij vervolgens weer apart in, om te kijken of dat een ander resultaat zou geven, waarin iets van de vooringenomenheid van de software zou doorschijnen. Maar het bleek steeds min of meer dezelfde resultaten te geven. "De enige bevooroordeeldheid die ik heb kunnen vinden is bij het invoeren van een minimale prompt zoals: /imagine prompt: photo realistic image of a man, 25 years old. Dan worden er beelden gegeven van uitsluitend witte mannen."

Uiteindelijk besloot Gijsbertsen met een zelfportret te werken, omdat hij niet zomaar andermans foto's wilde bewerken. Hij kwam stapsgewijs tot een prompt die zijn eigen hoofd beschreef: /imagine: photo realistic image of a caucasian man, 50 years old, short cut, brown hair, unshaven, full moustache, creative, positive attitude, wearing a blue navy sweater, in photo studio, making a self portrait, softboxes, laptop, studio setting, creative vibe.

"Met mijn samengestelde foto laat ik het verschil zien tussen wat ik als portretfotograaf maak en wat ik met behulp van AI kan genereren. Zie het als kritiek op AI als portretmaker. Het zelfportret is in tweeën gedeeld, de linkerzijde is mijn portret en het rechterdeel is met behulp van AI gegenereerd."

Happy op je honderdste

Helemaal happy op je honderdste: in Zeeland kan het

In het Zeeuwse verzorgingstehuis Cederhof wonen opvallend veel honderdjarigen. Saai is het er nooit. 'Er is hier altijd wat te doen. Ik zeg iedere dag dankjewel.'

Voor dagblad Trouw portretteerde ik Govert van der Kuijl (102), Tannetje Bezuiden (99) en Hendrika van Iwaarden (101) in verzrgingshuis de Cederhof in Kapelle, Zeeland.

Toen Govert van der Kuijl in 1921 het licht zag, was zijn geboorteplaats Kappelle nog grotendeels in het donker gehuld. Het centrum van het Zeeuwse dorp had in die jaren nét elektrisch licht, maar buiten het dorp waar de tuinders hun fruit teelden, waren de boerderijen nog niet aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. Daar waren de mensen aangewezen op gas om hun huizen te verlichten na zonsondergang.

Het leven van Van der Kuijl, die nu dus 102 jaar oud is, omspant een periode van gigantische technische vooruitgang, vertelt hij in een gemakkelijke stoel op zijn kamer in het verzorgingshuis Cederhof, ook in Kapelle. Hij weet nog goed hoe zijn vader een grammofoon had in de jaren dertig. "Af en toe kocht hij een plaatje, als hij een nieuw liedje wilde horen."

In een eeuw veranderde de wereld in een bijna onvoorstelbaar tempo. Toen Van der Kuijl en zijn echtgenote een aantal jaren terug nog in hun eigen huis woonden, hadden ze een computer en las mevrouw Van der Kuijl boeken het liefst op haar e-reader. Dat Van der Kuijl nu bezig is aan zijn 102de rondje om de zon, vindt hij geweldig. "Iedere dag zeg ik: dankjewel."

Elmer aka Merel Pauw

Multitalent Elmer (rapper, muzikant en actrice) kwam langs in mijn studio. Het alter ego van Merel Pauw, die soms optreedt met een heerlijke plaksnor, kon ook nog eens poseren als een malle.

Vrijdag 27 oktober komt haar nieuwe EP uit, houd dat in de gaten!

Mona Keijzer

Afgelopen week portretteerde ik politica, Mona Keijzer voor dagblad Trouw. We spraken ergens af in Edam, want ik had niet zoveel zin in een portret voor de roltrap van de tweede kamer.

Verrassend, het al snel ging over lekker en gezond eten, een gedeelde passie. Vishandel Tel kwam voorbij, een van de beste viszaken in Amsterdam (blijkt familie te zijn) én een recept voor gezonde macaroni. Een leuke en ontspannen ontmoeting.